Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

2500 EH Den Haag
De Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH  Den Haag

Den Haag, 26 juni 2007                                                
Uw kenmerk: 5475995/07/6
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl
Dossiernummer: 4.3.11/6

Conceptwetsvoorstel thuisdetentie  

Mijnheer de Minister,

Bij brief van 1 mei jl. verzocht u de Nederlandse Orde van Advocaten te adviseren over het conceptwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de invoering van de hoofdstraf van thuisdetentie.

De Algemene Raad heeft het conceptwetsvoorstel voorgelegd aan zijn Adviescommissie Strafrecht, die bijgaand advies heeft uitgebracht.

De Algemene Raad schaart zich achter het advies, en verzoekt u dit bij de verdere voorbereiding van het wetsvoorstel te betrekken.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,


J.J.H. Suyver,
algemeen secretaris


Bijlage




Preadvies

van de

Adviescommissie Strafrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten

inzake

het conceptwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de invoering van de hoofdstraf van thuisdetentie


Het conceptwetsvoorstel wil de thuisdetentie invoeren als een nieuwe hoofdstraf, die zelfstandig kan worden opgelegd en ook in combinatie met andere hoofd- en bijkomende straffen. Het gaat om de thuisdetentie, die wordt omschreven in het nieuw in te voegen art. 22b Wetboek van Strafrecht (Sr) als de  verplichting van de veroordeelde om een in het vonnis aangegeven plaats gedurende een in het vonnis vastgesteld aantal dagen niet te verlaten, waarbij de aanwezigheid van de veroordeelde op die plaats gecontroleerd wordt door middel van elektronisch toezicht. De bedoelde plaats wordt in de wet niet nader omschreven, maar blijkens de toelichting wordt in beginsel de woning van de veroordeelde bedoeld.

Met deze nieuwe sanctie wordt de rechter opnieuw, na de invoering van de taakstraf als zelfstandige hoofdstraf en de maatregel ISD,  een verruiming geboden van het sanctie-arsenaal, en tevens aan openbaar ministerie en de verdediging een extra requireer- respectievelijk pleitmogelijkheid in de sfeer van de straftoemeting. De Adviescommissie Strafrecht staat daar op zichzelf niet negatief tegenover, integendeel. Wel zal het in de toepassingspraktijk zaak zijn er op toe te zien dat hetgeen de regering blijkens de memorie van toelichting zegt na te streven met deze verruiming, namelijk het terugdringen van de korte vrijheidstraf, ook daadwerkelijk wordt bereikt. Het gevaar van ‘net widening’ is niet denkbeeldig; dat wil zeggen dat feiten vervolgd en bestraft worden met deze nieuwe sanctie die voorheen straffeloos zouden zijn gebleven of met een lichtere sanctie zouden zijn afgedaan. Maar dat is geen argument tegen de invoering van de sanctie. Wel zou er in de memorie van toelichting voor moeten worden gewaarschuwd.

De Adviescommissie vond het vermakelijk om de overwegingen te lezen die de regering brachten tot de keuze van de benaming ‘thuisdetentie’. Die klinkt, zo is gebleken, “officiëler, zwaarder en langduriger” dan bijvoorbeeld ‘huisarrest’. Ook associeerde het panel waaraan de diverse termen zijn voorgelegd de benaming met een straf opgelegd door een officiële instantie. De bekommernis van de regering met de vraag hoe de straf “overkomt’ bij het publiek is wel begrijpelijk, omdat de legitimiteit een teer punt is en de kans bestaat dat het publiek de sanctie niet als een ‘echte’ straf ervaart (een landelijk dagblad wijdde er al een kritisch redactioneel commentaar aan). Mede met het oog daarop wordt de tijdsduur die de thuisgedetineerde buiten zijn woning (of de plaats waar de sanctie ten uitvoer wordt gelegd) mag doorbrengen beperkt tot hoogstens twee uren, terwijl men zich ook moet onderwerpen aan urinecontrole.

De Adviescommissie deelt de opvatting van de regering dat deze vorm van vrijheidsbeneming wel degelijk als straf zal worden ervaren. Wel is het een ‘elitaire’ straf in die zin, dat waarschijnlijk maar een beperkte groep veroordeelden er voor in aanmerking zal komen. Men moet immers over een woning beschikken (of een alternatief voor een eigen woning kunnen aanwijzen), niet verslaafd zijn, het probleem dat er veelal in de periode van de tenuitvoerlegging niet gewerkt zal kunnen worden met alle gevolgen van dien kunnen opvangen, een stabiele en coöperatieve gezinssituatie kennen enzovoort. Deze omstandigheid verhoogt het reeds gesignaleerde risico
dat veroordeelden met deze sanctie worden bestraft die voorheen geen onvoorwaardelijke vrijheidstraf zouden hebben gekregen  (net widening). Voorts is het wel zo dat de veroordeelde niet uit zijn woonomgeving (en eventueel zijn gezin) wordt gehaald, maar hij wordt wel uit zijn eventuele werkomgeving gehaald. Al bij al redenen genoeg om voorzichtig met de sanctie om te springen. Ook daaraan zou in de memorie van toelichting meer aandacht besteed moeten worden.


Rotterdam, 19 juni 2007

Adviescommissie Strafrecht
Mr. T.N.B.M. Spronken, voorzitter,
namens deze, mr. M. Bakker, secretaris

Mijn Documentenlijst

PDF genereren