Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Aan de Vaste Commissie voor Justitie
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA  Den Haag


Den Haag, 12 december 2006
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: e.bravenboer@advocatenorde.nl

Schriftelijk Overleg Evaluatie Vreemdelingenwet 2000


Zeer geachte leden van de Vaste Commissie,

Vóór 19 december 2006 kunt u over de Evaluatie Vreemdelingenwet 2000, het advies van de Commissie Evaluatie Vreemdelingenwet 2000 (CEV) en de brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 13 oktober 2006, schriftelijk vragen inbrengen bij de minister. Ten behoeve van dit schriftelijk overleg brengt de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, zijn Adviescommissie Vreemdelingenrecht gehoord, het volgende onder uw aandacht.

Op een zeer essentieel onderdeel wijkt de minister af van het advies van de CEV. U treft hierbij een citaat aan uit het advies en uit de reactie van de minister. Op pagina 25 van het rapport schrijft de CEV:

“Op basis van de bovenstaande onderzoeksbevindingen over de AC-procedure en de ‘normale’ procedure op het punt van de doorlooptijden en de kwaliteit van de beschikkingen concludeert de Evaluatiecommissie dat dé asielprocedure niet bestaat. In feite zijn er twee procedures: aan de ene kant de zeer langdurige ‘normale’ procedure, waarbinnen 25% van de aanvragen een doorlooptijd (inclusief beroep) heeft van meer dan 800 dagen. En aan de andere kant de zeer korte AC-procedure met bijbehorende snelle rechterlijke toets die in 25% van de gevallen leidt tot een totale doorlooptijd van 23 dagen of korter. De commissie concludeert dat de AC-procedure en de ‘normale’ procedure te ver uit elkaar zijn gegroeid. De Evaluatiecommissie benadrukt het belang van voortvarende en zorgvuldige besluitvorming en rechtspleging over de hele linie. Op dit moment lijkt de nadruk die er ligt op de afhandeling van asielzaken in de 48-uursprocedure ten koste te gaan van de zorgvuldigheid van de beslissingen, maar ook van de snelheid van de ‘normale’ procedure. De commissie meent dat meer dan nu het geval is, beide procedures in elkaar moeten worden geschoven. De commissie geeft de Minister daartoe in overweging – in aansluiting op eerdere adviezen van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken en van VluchtelingenWerk Nederland – de termijnen binnen de AC-procedure op zodanige wijze aan te passen, dat ook daar de kwaliteitswinst kan worden behaald die in de ‘normale’ procedure lijkt te zijn gerealiseerd in vergelijking met de situatie onder de oude wet.”

De minister stelt daarover in haar brief:

“De noodzaak om het verschil in lengte tussen de AC-procedure en de «normale» procedure te verkleinen wordt onderschreven. Vanuit het belang om het goede van het huidige stelsel te behouden, is het echter niet verstandig om een systematiek te ontwerpen waarbij al direct bij de indiening van de asielaanvraag een keuze moet worden gemaakt tussen verschillende termijnen en de bijbehorende procedure. Zo’n keuze zou dan immers gemaakt moeten worden op een moment dat er nog geen informatie over de betrokken asielzoeker beschikbaar is. Het is voorstelbaar dat deze keuze leidt tot verschillen van mening en vervolgens tot procedures, terwijl de Vreemdelingenwet 2000 juist tot doel had om procedures te verminderen. De helderheid en eenduidigheid van de huidige systematiek, waarbij alle asielzoekers beginnen in de AC-procedure en worden doorverwezen naar de «normale» procedure indien de IND niet tot een zorgvuldige beslissing kan komen binnen de 48 procesuren, zou daarmee verloren gaan.”

Het voorstel van de minister ziet toe op een verkorting van de ‘normale’ procedure, maar niet op een door de commissie noodzakelijk geachte verlenging van de AC-procedure. Wij vrezen dat de onvolkomenheden die de commissie heeft gesignaleerd, niet worden weggenomen. Het karakter van de AC-procedure blijft behouden en daarmee de onzorgvuldigheden die de commissie vast heeft gesteld. Het te hoge tempo van de afwikkeling van de verzoeken in de AC-procedure trekt een te zware wissel op een goede en zorgvuldige rechtsbijstandverlening, het werktempo veroorzaakt miscommunicatie en starheid, standpunten worden niet of onvoldoende gewisseld.

De Algemene Raad vreest dat in geval de voorstellen van de minister worden gevolgd, ook in de toekomst sprake zal zijn van beschikkingen die minder zorgvuldig tot stand zijn gekomen, met alle gevolgen voor de asielzoeker van dien.
Gelet op het advies van het CEV is het voorstel van de minister niet vanzelfsprekend en dringt de vraag zich op of besluitvorming over het advies en de reactie van de minister door het huidige kabinet genomen kan worden. Het advies van het CEV biedt goede mogelijkheden voor een oplossing voor de geconstateerde problematiek in de asielprocedure die meer borging voor een goede rechtsbijstand en rechtspleging in zich draagt en daarmee tevens meer waardevast zal blijken te zijn dan de variant die de minister voor ogen heeft. Het lijkt geen goede zaak dit kabinet die wissel op de toekomst te laten trekken.

De Algemeen Raad is van mening dat indien de voorstellen van het kabinet overgenomen worden, de omvangrijke en gedegen onderzoeken over de Evaluatie Vreemdelingenwet 2000 deels zonder de gewenste gevolgen, te weten een verbetering van de zorgvuldigheid in de AC-procedure, zullen blijven.

Daarnaast heeft onze Adviescommissie Vreemdelingenrecht over de desbetreffende stukken een aantal vragen geformuleerd, die u in de bijlage bij deze brief gelieve aan te treffen.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,


Ch.L. van den Puttelaar,
portefeuillehouder asiel



Bijlage



C.c. minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie




Vragen voor de Tweede Kamer


Het verkleinen van het verschil in lengte tussen AC procedure en de ‘normale’ procedure.
Het Kabinet geeft aan dat het tot extra procedures zou leiden als aan het begin van de aanvraag procedure een keuze moet worden gemaakt. Echter de selectie in de AC procedure voor de normale procedure gebeurt nu in het AC op elk gewenst moment en niet speciaal aan het begin van de aanvraag. Er is geen reden om daarin in het systeem Scheltema verandering in te brengen. Het wettelijke criterium is of een zaak in 48 uur kan worden afgedaan. Daar houdt de IND zich aan in die zin, dat een zaak, die AC wordt afgedaan, altijd in 48 uur wordt afgedaan. Daarover valt niet meer te twisten en dus niet te procederen.
Waarom geeft het Kabinet geen gevolg aan de voorstellen van de commissie Scheltema om drie procedures te onderscheiden, één van 48, uur, één van drie weken en één van een langere termijn? Waarom wordt er geen uitwerking aan dit voorstel gegeven bijvoorbeeld door het onderzoeken van het voorstel of door het doen van een proefproject?
Kan daarbij concreet worden gemaakt waarom het invoeren van de methode van het rapport Scheltema niet leidt tot verkorting van procedures?

Versnelling van de doorlooptijden van de IND in de ‘normale’ procedure.
Volgens de Commissie Scheltema liggen de “normale” zaken bij de IND voor het grootste gedeelte van de tijd “op de plank” te wachten.
Gemist worden voorstellen tot versnelling van de doorlooptijden in de ‘normale procedure’. Het invoeren van case management wordt wel genoemd, maar niet wordt aangegeven hoe dat kan leiden tot versnelling van de doorlooptijden en al helemaal niet met hoeveel tijd de doorlooptijden dan kunnen worden bekort.
Kan de IND concreet maken hoe de doorlooptijden wel kunnen worden verbeterd?
 
Pieken, bijvoorbeeld door het categoriale beleid, zijn onontkoombaar. Hoe worden die pieken nu opgevangen en wat voor verbeteringen zijn daarin mogelijk?
Wat voor doelen kunnen daarbij gesteld worden?
 
Het bekorten van de termijnen voor de advocatuur
Alleen voor de advocatuur gelden vaste termijnen voor elke stap in de procedure. Deze termijnen zijn erg kort, soms al bijna te kort. De termijnen belopen een paar dagen tot een paar weken. Door de in het voorstel van het Kabinet opgenomen verkorting van de termijnen komen de werkzaamheden van de advocaten verder onder druk te staan.
Heeft het Kabinet zich er wel rekenschap van gegeven, dat ook de verkorting van de termijnen voor de advocatuur de procedures minder zorgvuldig zullen maken?
Maakt het Kabinet zich niet al te gemakkelijk van de kritiek op de lange doorlooptijden van de IND af door slechts concreet in te gaan op de concrete korte termijnen van de advocatuur en daar de verkorting te zoeken?

De tijdsklem in het AC.
In de AC procedure, de 48 uurs procedure, heeft de IND 43 uur en de rechtsbijstand 5 uur (2 uur voorbereiding nader gehoor en 3 uur reactie op het rapport van het nader gehoor en het voornemen).
Volgens de Commissie Scheltema is er “door de tijdsklem in het AC druk op de zorgvuldigheid van de beslissing” Zowel de IND als de rechtsbijstand gaat volgens het rapport Scheltema minder dan in de “normale procedure” in op dat wat door de ander naar voren wordt gebracht. Zelfs de IND kampt met de verhouding tot de advocatuur zeer ruim bemeten tijd, die de IND in de AC procedure heeft, met het probleem van de tijdsklem.

In de praktijk wordt via een informeel blokkensysteem de vijf uur per zaak opgerekt. Maar in een individuele zaak kan niet geëist worden dat er meer dan vijf uur aan de zaak kan worden besteed. De logistiek van de IND gaat altijd voor.
Waarom kan aan de rechtsbijstand in een zaak niet net zoveel tijd worden gegeven als de IND in dezelfde zaak nodig heeft? Althans waarom kan de tijd voor de rechtsbijstand per zaak, formeel vastgelegd, niet worden verlengd?
Waarom kan het rapport van het nader gehoor niet eerst aan de rechtsbijstand voor commentaar worden uitgereikt en pas daarna een voornemen worden geslagen, waarop de rechtsbijstand kan reageren door een zienswijze te maken?

Door verplaatsing van de behandeling op het AC en het mede daardoor verkorten van termijnen wordt de tijdsklem uitgebreid tot de ‘normale zaken’.
Vooropgesteld zij, dat de invoering van de AC procedure heeft geleid tot meer tweede aanvragen. Het voorstel van het Kabinet tot verkorting van de ‘normale procedure’ zal ook meer tweede aanvragen veroorzaken.
Het Kabinet stelt voor het nader gehoor altijd in het AC te doen plaatsvinden, ook indien al is besloten tot het niet AC afdoen van de zaak. Ook de correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor in de ‘normale procedure’ zouden vervolgens binnen twee of drie dagen in het AC moeten plaats vinden. Nu is er een wachttermijn van 6 dagen tussen het eerste gehoor – in alle gevallen vindt het eerste gehoor in het AC plaats - en het nader gehoor, indien de zaak niet in het AC wordt afgedaan. Dat heeft tot gevolg dat, indien een asielzoeker naar de ‘normale’ procedure wordt verwezen, er pas 6 dagen later een nader (aanvullend) gehoor kan plaats vinden. Daarna is er nu een termijn van 14 dagen voor het doen van correcties en aanvullingen door de advocaat.
Kent het Kabinet niet de beperkingen voor de advocaten in het AC, bestaande uit te veel tijdsdruk – de tijdsklem- , te veel verschillende advocaten voor één zaak (dat wordt in dit voorstel nog met één advocaat uitgebreid), geen onderscheid voor de asielzoekers in IND en advocaat rechtsbijstand en, last but not least, verblijfsomstandigheden, die ten nadele van het behoorlijk naar voren brengen van het vluchtverhaal strekken. Bovendien is alles wat later dan mogelijk door de asielzoeker naar voren wordt gebracht volgens de Raad van State bijna altijd ongeloofwaardig.
Is het Kabinet zich er wel van bewust dat door het schrappen van de 6 dagen rust tussen het eerste en het nader gehoor en het schrappen van de tijd van 14 dagen, die de advocaat heeft voor het maken van correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor, ook in de ‘normale procedure’, de dan ook voor de ‘normale procedure’ ontstane tijdsklem de ‘normale procedure’ onzorgvuldiger zal gaan maken?
Is het Kabinet zich er wel van bewust, dat dit voorstel tot een toename van tweede aanvragen zal leiden?


Sietske Land
Coördinator immigratiezaken
Opgesteld in overleg met de Adviescommissie Vreemdelingenrecht
Nederlandse Orde van Advocaten
12 december 2006

Mijn Documentenlijst

PDF genereren