Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Aan: de leden van de Vaste Commissie
        voor Justitie van de Tweede Kamer

Den Haag, 5 oktober 1995
Ons kenmerk: 3.1.7



Geachte mevrouw, mijnheer,

Inzake:        Wetsvoorstel 24 256 - Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering omtrent de terbeschikkingstelling en sanctietoepassing ten aanzien van geestelijk gestoorde delinquenten

Hierbij doe ik u, namens de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, toekomen het advies inzake bovengenoemd wetsvoorstel. Dit advies is opgesteld in samenwerking met de adviescommissie Strafrecht van de Algemene Raad.

De Algemene Raad stemt in met de voorgestelde wijzigingen die zijns inziens een verbetering inhouden van de huidige regeling van de TBS.

De hoofdpunten uit het advies zijn:


1.        Onder omstandigheden kan het wenselijk zijn dat de rechter niet gebonden is aan een dwingende volgorde van tenuitvoerlegging van de sanctie van terbeschikkingstelling en gevangenisstraf. Voorgesteld wordt een nieuwe formulering van artikel 13 lid 2 Sr, waardoor de rechter de vrijheid heeft te handelen zoals in het concrete geval het meest wenselijk is.

2.        De Algemene Raad stelt voor dat ook in art. 509i, op dezelfde wijze als in art. 509h, wordt bepaald waar de voorlopige (hervatting van de) verpleging ten uitvoer wordt gelegd.

3.        Daarnaast is de Algemene Raad van mening dat in een eerder stadium dan thans in lid 4 geregeld, dient te worden voorzien in rechtsbijstand van een raadsman indien de betrokkene nog geen raadsman heeft.


Gaarne beveel ik bijgevoegd advies in uw aandacht aan. Uiteraard zijn wij desgewenst graag bereid tot een nadere toelichting.

Met de meeste hoogachting,




mr J.E. Bies

Bijlage: 1



Cc Minister van Justitie



         
                                                        ***

ADVIES
van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten
inzake
het Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek
van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering
omtrent de terbeschikkingstelling en sanctietoepassingten aanzien van geestelijk gestoorde delinquenten
(TK 1994-1995, 24 256 nrs. 1-3).

1.        Algemeen

De belangrijkste wijzigingen, die in het wetsontwerp aan de orde komen, houden kort samengevat in:
-        een wijziging van art. 13 Sr met betrekking tot de combinatie van TBS en (lange) gevangenisstraf;
-        de invoering van de voorwaardelijke TBS met gelijktijdige afschaffing van de TBS met aanwijzingen;
-        de invoering van de mogelijkheid tot voorwaardelijke beëindiging van de TBS door de rechter in plaats van de Minister van Justitie;
-        de afschaffing van de combinatie van de last tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en TBS;
-        de mogelijkheid om ook ten aanzien van de maatregel TBS gratie te verlenen, welke regeling in de plaats komt van de onvoorwaardelijke beëindiging van de TBS door de Minister van Justitie.

De Algemene Raad stemt in met de voorgestelde wijzigingen die zijns inziens een verbetering inhouden van de huidige regeling van de TBS.

De Algemene Raad wil ten aanzien van twee aspecten opmerkingen maken en aanbevelingen geven.

Deze aspecten betreffen de wijziging van art. 13 Sr en het nieuwe art. 509i Sv, in welk artikel de voorlopige verpleging na voorwaardelijke beëindiging of voorwaardelijke TBS is geregeld.

2.        De combinatie van TBS en gevangenisstraf en art. 13 Sr
De Commissie TBS en Sanctietoepassing Geestelijk Gestoorde Delinquenten (verder te noemen de Commissie Fokkens) heeft in haar eindrapport Sancties op maat (28 juni 1993) voorgesteld dat in het geval de rechter naast TBS ook een gevangenisstraf oplegt, de maatregel van TBS als eerste zal worden ten uitvoer gelegd. De Commissie Fokkens acht het onwenselijk, dat indien de maatregel van TBS in combinatie met een (lange) gevangenisstraf wordt opgelegd, eerst de gevangenisstraf wordt geëxecuteerd voordat met een noodzakelijk geachte behandeling in het kader van de TBS kan worden begonnen.

In het wetsontwerp wordt het voorstel van de Commissie Fokkens niet overgenomen. Van de redenen die hiertoe in de Memorie van Toelichting worden opgesomd is de belangrijkste dat de rechter in bepaalde omstandigheden (bij zeer ernstige misdrijven waarbij de beveiliging van de samenleving en gerechtigheid tegenover het slachtoffer op de voorgrond staan) toch kiest voor een lange gevangenisstraf naast de maatregel van TBS. Indien de TBS vóór de gevangenisstraf ten uitvoer zou worden gelegd zou de rechter kunnen uitwijken naar het alleen opleggen van een (nog langere) gevangenisstraf. De samenleving wordt immers in mindere mate beveiligd door de tenuitvoerlegging van de TBS dan door de gevangenisstraf.
Ook de Algemene Raad is van mening dat zo lang de rechterlijke vrijheid van de straftoemeting in de tenuitvoerleggingsfase wordt beïnvloed, de rechter steeds naar wegen zal blijven zoeken een zijns inziens passende straf op te leggen. Dit kan betekenen dat bij zeer ernstige strafbare feiten niet wordt gekozen voor TBS, ook al zou een behandeling van de veroordeelde wel op zijn plaats zijn.
Echter, uitgaande van dit gegeven acht de Algemene Raad de oplossing waarvoor nu in het wetsontwerp wordt gekozen niet de optimale. Immers in het kader van het voorstel m.b.t. art. 13 lid 2 Sr, is het voor de rechter niet op voorhand duidelijk op welke wijze een gecombineerde straf van gevangenisstraf en TBS feitelijk ten uitvoer zal worden gelegd. Het is dus de vraag of de thans voorgestelde wijziging van art. 13 Sr het beoogde effect zal hebben dat de rechter niet zal afzien van TBS, hoezeer dit laatste ook geïndiceerd moge zijn, maar zal uitwijken naar gevangenisstraf dan wel naar een ongewenst geachte combinatie van lange gevangenisstraf en TBS.

De Algemene Raad stelt zich op het standpunt dat indien de rechter van mening is dat een behandeling in het kader van een TBS zo spoedig mogelijk dient te worden aangevangen, aan de rechter de mogelijkheid dient te worden gegeven bij het opleggen van TBS in combinatie met een gevangenisstraf, te kunnen kiezen voor de door de Commissie Fokkens voorgestelde regeling, waarbij de volgorde van executie wordt omgekeerd ten opzichte van het huidig beleid. Het nieuw voorgestelde art. 13 lid 2 Sr zou in dat geval kunnen komen te vervallen of kunnen worden aangepast indien de rechter de mogelijkheid krijgt de executievolgorde te wijzigen.
Art. 13 lid 2 Sr zou dan als volgt kunnen luiden:
Hiertoe wordt het volgende amendement voorgesteld:
        "2. Indien de rechter aan de veroordeelde zowel de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege als een vrijheidsstraf heeft opgelegd, kan de rechter bevelen dat wordt aangevangen met de tenuitvoerleggng van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
        Indien de rechter van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt op regelmatige tijdstippen beoordeeld enz..."

Bij de uitwerking van deze optie zou aangesloten kunnen worden bij de door de Commissie Fokkens voorgestelde artikelen. Het verschil met het voorstel van de Commissie zit hierin, dat in bovenstaand voorstel geen dwingende volgorde is opgenomen. De rechter heeft de vrijheid te handelen zo-als in het concrete geval het meest wenselijk is.

3.        Voorlopige hervatting van de verpleging in het kader van art. 509i Sv en rechtsbijstand
In artikel 509i Sv wordt een regeling getroffen voor de situatie dat er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat iemands verpleging zal worden hervat of alsnog zal worden gelast, nadat deze voorwaardelijk is beëindigd of voorwaardelijk was opgelegd (de regeling met betrekking tot het proefverlof wordt hier buiten beschouwing gelaten).

Indien deze situatie zich voordoet kan de officier van justitie de aanhouding bevelen (lid 1) en dient hij onverwijld een vordering tot voorlopige (hervatting van de) verpleging bij de rechter-commissaris te doen, die daarop binnen driemaal 24 uur dient te beslissen (lid 3). Ingevolge het vierde lid dient de rechter-commissaris indien de betrokkene geen raadsman heeft een last tot toevoeging aan het bureau voor rechtsbijstandvoorziening te geven

De Algemene Raad is van mening dat ook in art. 509i, op dezelfde wijze als in art. 509h, dient te worden bepaald waar de voorlopige (hervatting van de) verpleging ten uitvoer wordt gelegd. Hiertoe zou een lid aan art. 509i dienen te worden toegevoegd dat gelijkluidend kan zijn aan art. 509h lid 2, namelijk dat na de aanhouding de ter beschikking gestelde onverwijld wordt overgebracht naar een door de Minister van Justitie aangewezen inrichting.

Daarnaast is de Algemene Raad van mening dat in een eerder stadium dan thans in lid 4 geregeld, dient te worden voorzien in rechtsbijstand van een raadsman indien de betrokkene nog geen raadsman heeft. In de nu voorgestelde regeling zou pas een raadsman worden toegevoegd na het verhoor door de rechter-commissaris. Het gevolg hiervan is dat de ter beschikking gestelde voorafgaand en tijdens dit verhoor rechtsbijstand moet ontberen, terwijl voor de beoordeling van de vragen of de aanhouding terecht is geschied en de voorlopige verpleging geïndiceerd is, rechtsbijstand in de beginfase voorafgaand aan en tijdens het verhoor door de rechter-commissaris voor de ter beschikking gestelde van groot belang is.

De Algemene Raad dringt aan op een piketregeling, waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de piketregeling voor in verzekering gestelden. Dit zou kunnen worden gerealiseerd door een wijziging van art. 40 Sv of door het opnemen van een piketregeling in art. 509i Sv. De rechtsbijstand zou dan moeten kunnen worden verleend vanaf het moment van de aanhouding van de ter beschikking gestelde. Tevens zou moeten worden geregeld dat de ter beschikkinggestelde en diens raadsman een afschrift ontvangen van het bevel tot aanhouding en de vordering voorlopige (hervatting van de) verpleging in het kader van 509i Sv.

's-Gravenhage, 5 oktober 1995