Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen


Aan de leden van de Vaste Commissie
voor Justitie van de Tweede Kamer
Postbus 20018
2500 EA DENHAAG
Den Haag, 20 oktober 2003
Uw kenmerk:Wetsvoorstel 29 224
Doorkiesnummer:070 – 335 35 13
Faxnummer:070 – 335 35 31
E-mail:a.vanarkel@advocatenorde.nl
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, houdende verlenging van de tijdelijkheid van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van drie naar vijf jaar


Geachte leden van de Vaste Commissie voor Justitie,


De Adviescommissie Vreemdelingenrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten heeft kennis genomen van bovengenoemd wetsvoorstel. De commissie verzoekt u namens de Algemene Raad bij uw schriftelijke inbreng ten aanzien van dit wetsvoorstel met het navolgende rekening te willen houden.

In de eerste plaats is de Adviescommissie Vreemdelingenrecht van mening dat het overgangsrecht in het wetsvoorstel niet strookt met de rechtsbescherming welke asielzoekers toe dient te komen.

In artikel II eerste lid wordt bepaald, dat het recht zoals het gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing blijft op de op dat tijdstip in behandeling zijnde aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000, van vreemdelingen die op dat tijdstip gedurende drie aaneengesloten jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 hadden. Wat de wetgever zich niet realiseert is dat zo’n verzoek pas vier weken voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning bepaalde tijd kan worden gedaan.
Voor de vreemdelingen, die wel al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar voor wie de termijn van drie jaar nog niet om is, wordt op het moment van het ingaan van deze wet de termijn voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met onmiddellijke ingang verlengd van drie naar vijf jaar.

Dit is onwenselijk omdat de vreemdeling er terecht steeds van uit is gegaan, dat hij na drie jaar volledig aan het maatschappelijk verkeer zou gaan deelnemen. Dat wil zeggen, dat hij zich als niet-tijdelijke werknemer op de arbeidsmarkt heeft gepresenteerd, dat hij en zijn gezin zich bij het volgen van onderwijs niet meer op een eventuele terugkeer naar het land van herkomst behoefden te richten en dat men niet meer gedwongen was om aan de kinderen de niet-Nederlandse taal en cultuur te leren van het land van herkomst.
Kortom, dat de integratie na drie jaar eindelijk serieus ter hand kon worden genomen. Indien zekerheid nu pas na vijf jaar wordt verkregen, neemt de kans op gebrekkige of non- integratie toe, zowel voor de “eerste” als voor de tweede en de derde generatie.

Er is derhalve sprake van opgewekt vertrouwen, dat moet worden gehonoreerd. De wettelijk vastgelegde regel, dat er na een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd na drie jaar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd zal worden verleend, kan niet met terugwerkende kracht worden afgeschaft.

Alvorens dit wetsontwerp aan te nemen, stelt de Algemene Raad dan ook voor aan uw Commissie om te bepleiten dat de termijn van vijf jaar voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd alleen dient in te gaan voor die vreemdelingen, die na deze wetswijziging in Nederland asiel hebben aangevraagd en verkregen.


In de tweede plaats wordt door dit wetsvoorstel de bewijspositie van de vreemdeling  ernstig verzwakt.

Indien een vreemdeling een verblijfsvergunning asiel op grond van het categoriale beleid verkrijgt, kan de vreemdeling niet meer doorprocederen voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning asiel, omdat de vreemdeling vluchteling is of omdat de vreemdeling bij terugkeer naar het land van herkomst een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kan verwachten. Pas als de verblijfsvergunning asiel op grond van het categoriale beleid wordt ingetrokken, wordt alsnog nagegaan of er redenen zijn voor een dergelijke verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Naarmate de tijd verstrijkt wordt het steeds moeilijker om het individuele vluchtverhaal nog in al zijn details weer te kunnen geven, aannemelijk te kunnen maken of te kunnen staven. De “oplossing” die de Memorie van Toelichting daarvoor geeft, namelijk dat gedurende die vijf jaar nog steeds informatie naar de IND kan worden gestuurd in verband met een na vijf jaar dreigende niet-verkrijging van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, is niet reëel.

In de eerste plaats is niet te voorspellen of er na vijf jaar reden is tot het niet verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, dus ook niet of het nodig is om gedurende vijf jaar informatie te blijven sturen. Dat heeft uiteraard tot gevolg, dat dat meestal niet zal gebeuren.
Ten tweede is de vreemdeling bezig in Nederland een bestaan op te bouwen en zullen de contacten met het land van herkomst vervagen.
In de derde plaats is het niet waarschijnlijk, dat er gedurende vijf jaar zodanig intensieve contacten tussen de vreemdeling en zijn familie in het land van herkomst blijven bestaan, dat de benodigde informatie en/of stukken de vreemdeling hier nog zullen kunnen bereiken. Dit klemt te meer, nu de contacten met het land van herkomst juist gevaarlijk kunnen zijn voor de in het land van herkomst achtergebleven familieleden en bekenden.
Tenslotte wordt de vreemdeling verplicht vijf jaar lang met een advocaat te blijven overleggen om na te gaan of het dossier volledig genoeg is en of er nog ontwikkelingen zijn in het land van herkomst, die aan de IND gemeld moeten worden.
Nu in de Memorie van Toelichting nadrukkelijk wordt aangegeven, dat die mogelijkheid bestaat, is de vreemdeling gedwongen daarvan gebruik te maken. Mocht de vreemdeling dit niet doen, dan loopt hij immers het risico, dat de IND hem zal verwijten gegevens en stukken niet eerder te hebben ingebracht.

In de Vreemdelingenwet 2000 was deze mogelijkheid niet eerder zo opgenomen en was er dus minder kans, dat het tegen de vreemdeling zou worden gebruikt, indien hij pas tijdens de intrekking of niet verlenging met nieuwe gegevens of stukken zou komen.

Door de verlenging van de mogelijkheid om vreemdelingen met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd nog gedurende 5 jaar naar het land van herkomst terug te sturen, wordt ernstig afbreuk gedaan aan de wil tot integratie van de vreemdeling en aan de mogelijkheden tot integratie van de vreemdeling. Ter verduidelijking wordt verwezen naar het hieromtrent gestelde onder het eerste punt.

De Adviescommissie Vreemdelingenrecht van het Ministerie van Justitie, naar wiens advies in de Memorie van Toelichting wordt verwezen, maar ook andere organisaties, hebben nog nadere argumenten tegen de verlenging van de termijn van drie naar vijf jaar ingebracht. De Adviescommissie van de Orde onderschrijft deze argumenten en verwijst daar kortheidshalve naar.

Benadrukt wordt nog dat de vergelijking met de verblijfsvergunning regulier, die pas na vijf jaar wordt omgezet van bepaald naar onbepaald, niet opgaat, omdat een asielzoeker naar Nederland komt vanwege push factoren en een vreemdeling in het kader van een verblijfsvergunning regulier in het kader van pull factoren. Met andere woorden de situatie in het land van herkomst is voor laatstgenoemde vreemdeling veelal niet doorslaggevend bij het vertrek naar Nederland.

Op grond van het bovenstaande verzoekt de Algemene Raad uw Vaste Commissie voor Justitie eraan bij te dragen dat het wetsontwerp in zijn huidige vorm niet door de Tweede Kamer wordt aangenomen. Uiteraard is de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten tot een nadere toelichting bereid.



Hoogachtend,
namens de Algemene Raad,





Mevrouw mr. E. Unger,
Portefueillehouder asiel.