Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen


Aan de Nederlandse leden van het Europees Parlement.





Den Haag, 9 juni 1998.



Kenmerk: 3.2.2./5, fb, ak.
Doorkiesnummer: 070-3353514.





Geachte dames en heren,


Concept Richtlijn betalingsachterstanden


In verband met de behandeling van het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties in het Europees Parlement, rond 17 juni a.s., brengt de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten graag het volgende onder uw aandacht.

Het streven naar vereenvoudiging van bepaalde civiele procedures, zoals de toelichting bij artikel 6 met zoveel worden in het vooruitzicht stelt, is een goede ontwikkeling. Maar dat kan niet meebrengen dat in deze "vereenvoudigde wettelijke procedures voor kleine schulden" een civiele vordering met een belang tot een bedrag van 20.000 Euro aan de rechter kan worden voorgelegd zonder verplichte procesvertegenwoordiging. Omgerekend zou daarmee immers de grens waaronder zonder advocaat kan worden geprocedeerd gesteld worden op
± Fl. 44.400,-, terwijl het Nederlands procesrecht  procesvertegenwoordiging op dit moment reeds verplicht stelt bij een vordering vanaf  Fl. 5.000,-. ( = ± 2250 Euro).

Het vraagstuk van verplichte procesvertegenwoordiging is in Nederland aktueel. In 1995 reeds stelde de Staatscommissie Cohen, die onder meer aanbevelingen deed over de toekomst van de verplichte procesvertegenwoordiging, het volgende vast: "Naarmate het (financiële) belang van de zaak toeneemt, het materieel recht, en/of de procedure gecompliceerd zijn en een goede taakvervulling door de rechter moeilijker te realiseren is, ligt de verplichting tot het inschakelen van een gekwalificeerde raadsman meer voor de hand."

In een nadere uitwerking daarop oordeelde in juli 1997 de Staatscommissie Herijking omvang verplichte procesvertegenwoordiging (Van Delden) "dat deskundige rechtsbijstand in civiele procedures vaak een noodzakelijke voorwaarde is om een effectieve toegang tot de rechter te waarborgen en recht te doen aan "fair trial" of "equality of arms" in de zin van artikel 6 EVRM." De Commissie Van Delden kwam vervolgens tot het oordeel dat daarmee een rechtvaardiging voor verplichte procesvertegenwoordiging in civiele zaken is gegeven.

In reactie op het advies van met name de laatstgenoemde commissie heeft de Minister van Justitie op 7 februari jl. de Tweede Kamer voorgesteld de bestaande grens waaronder men kan procederen zonder verplichte procesvertegenwoordiging voorlopig vast te stellen op
Fl. 10.000,- (4500 Euro). Dat was tot dusverre Fl. 5.000,-. Nederland loopt hiermee redelijk in de pas met andere Europese landen. De Algemene Raad heeft zich daarom met deze vaststelling kunnen verenigen. Een verdere verhoging zou kwalijke gevolgen kunnen hebben voor doelmatigheid en kwaliteit van de rechtspleging.

In het licht van het voorstaande zou het zeer zijn te betreuren indien een nieuwe Europese richtlijn, die kan worden uitgelegd als aanmoediging om de procesvertegenwoordiging pas verplicht te stellen bij een belang van Fl. 44.400,- oftewel  20.000 Euro, het licht zou zien.

Gelet hierop pleit de Algemene Raad ervoor het daarheen te leiden dat de grens waarboven procesvertegenwoordiging verplicht is wordt gesteld op 4500 Euro, althans op dat bedrag in Euro’s dat de waarde van Fl. 10.000,- niet te boven gaat.

Voor een nadere toelichting op het bovenstaande ben ik vanzelfsprekend graag beschikbaar.


Hoogachtend,



F. Heemskerk
Algemeen secretaris.


C.c.: de minister van Justitie.  

Mijn Documentenlijst

PDF genereren