Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Aan de leden van de Vaste Commissie voor Justitie
in de Tweede Kamer der Staten-Generaal



Den Haag, 24 augustus 1998




Doorkiesnummer: 070 - 3353514
Dossiernummer: 3.2.2/5




Dames en heren,


Wetsvoorstel 25 881, Verhoging van de grens van de bevoegdheid van de kantonrechters en van de appellabiliteit van vonnissen van deze rechters in burgerlijke zaken.


Gelet op de Nota naar aanleiding van het Verslag bij bovengenoemd wetsvoorstel, pleit de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten ervoor dat reeds bij dit wetsvoorstel verplichte procesvertegenwoordiging wordt ingevoerd in arbeidszaken met een belang groter dan Fl. 25.000,-.

Het wetsvoorstel beoogt aan te sluiten bij de aanbevelingen van de Commissie Herijking Verplichte Procesvertegenwoordiging (Van Delden). Volgens één van de aanbevelingen van die Commissie moeten arbeidszaken met een belang boven Fl. 25.000,- onder de verplichte procesvertegenwoordiging worden gebracht. De Algemene Raad heeft de minister van Justitie, in zijn reactie op het rapport Van Delden, aangegeven dat hij deze aanbeveling ondersteunt.

Omdat de minister in het wetsvoorstel aan deze aanbeveling van de Commissie Van Delden voorbij is gegaan, heeft de Algemene Raad bij brief van 23 maart jl. zijn zienswijze op dit punt onder uw aandacht gebracht. Uit het Verslag bij het wetsvoorstel blijkt dat vele fracties opmerkingen hebben gemaakt over het feit dat deze aanbeveling van de Commissie Van Delden niet is gevolgd.
 
Bij overleg tussen het Ministerie van Justitie en de Algemene Raad bleek dat de uiteenzetting van de Algemene Raad over de toegankelijkheid van de balie de minister heeft doen terugkomen op de motivering voor het voorbij gaan aan deze aanbeveling van de Commissie

Van Delden. Het ministerie van Justitie voorzag echter een nieuw bezwaar, namelijk dat een belang in een procedure vooraf veelal niet bepaalbaar is. Vervolgens heeft nader overleg plaatsgehad tussen vertegenwoordigers van de minister en van de Algemene Raad over dit punt.

In de Nota naar aanleiding van de Verslag verwijst de minister naar dit overleg en zij stelt dat de Algemene Raad er begrip voor heeft dat op dit moment nog niet wordt besloten tot invoering van een financiële grens in arbeidszaken vanwege inhoudelijke problemen bij de invoering van die grens en om zo de gewenste verhoging van de appèlgrens niet onnodig op te houden.

De Algemene Raad heeft zich echter niet in die zin uitgelaten. In het nader overleg is naar voren gebracht, dat voor het bepalen van het belang een regeling kan worden getroffen overeenkomstig hetgeen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald. Ook de diverse modaliteiten zijn daarbij onderwerp van bespreking geweest. Inhoudelijke problemen behoeven derhalve de invoering van een financiële grens voor verplichte procesvertegenwoordiging in arbeidszaken niet op te houden.  

De Commissie Van Delden heeft verwezen naar de voor partijen grote (financiële) belangen die met een arbeidszaak kunnen zijn gemoeid. Beëindiging van een arbeidsovereenkomst, aldus het rapport Van Delden, betekent “niet alleen het verlies van een baan, maar doorgaans tevens verlies van bestaanszekerheid. Het arbeidsrecht kenmerkt zich door een hoge regeldichtheid en materiële complexiteit. Daarbij is het een terrein met processuele complicaties (...) en zijn de mogelijkheden voor hoger beroep niet zelden beperkt.” Met andere woorden: onderbrenging van het arbeidsrecht onder de verplichte procesvertegenwoordiging is voor alles in het belang van de rechtszoekende zelf.

Een uitstel van de invoering van een financiële grens voor verplichte procesvertegenwoordiging is niet nodig en niet in het belang van de rechtszoekende. De Algemene Raad pleit er opnieuw nadrukkelijk voor reeds bij dit wetsvoorstel de verplichte procesvertegenwoordiging in arbeidszaken met een belang groter dan Fl. 25.000,- in te voeren.


Met vriendelijke groet,



Florine Bouritius,
Advisering wetgeving.





C.c.: de minister van Justitie.