Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Aan: de leden van de Vaste Commissie
        voor Justitie van de Tweede Kamer


Den Haag, 5 oktober 1995
Ons kenmerk: 3.1.7


Geachte mevrouw, mijnheer,
Inzake:                Wetsvoorstel 24 263
                        -Vaststelling van een Penitentiaire Beginselenwet  

Bijgaand treft u aan het advies van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten inzake bovengenoemd wetsvoorstel. Het advies is opgesteld door de adviescommissie Strafrecht van de Algemene Raad. De Raad kan zich verenigen met het in het advies gestelde.


De hoofdpunten uit het advies zijn:

1.        De Algemene Raad maakt bezwaar tegen de (mogelijke) beperkingen van het vrij verkeer tussen raadsman en gedetineerde. Ook wordt aandacht gevraagd voor de feitelijke beperkingen die het standaardregime en de bloktijden in de praktijk betekenen.

2.        Het is verheugend dat aan een groot deel van eerder geuite bezwaren t.a.v. de regeling van het beklagrecht  tegemoetgekomen is. De voorstellen met betrekking tot de interne openbaarheid, de termijn waarbinnen de directeur een beslissing aan de gedetineerde moet meedelen en de verruiming van de mogelijkheid tot afzondering acht de Algemene Raad echter ongewenst.

3.        De Algemene Raad pleit tegen invoering van een individueel regime. Aandacht wordt gevraagd voor de grens van de humane tenuitvoerlegging van de detentie, die in de voorstellen overschreden dreigt te worden.

Voor een uitvoeriger beschouwing verwijs ik u graag naar bijgevoegd advies  met bijlagen.
In bijgevoegd advies wordt veelvuldig verwezen naar eerdere door de Algemene Raad terzake uitgebrachte adviezen. Terwille van de helderheid en uw documentatie zijn deze adviezen in afschrift bijgevoegd.

In de verwachting dat u bijgevoegd advies bij uw beraadslagingen wilt betrekken,

met de meeste hoogachting,

mr J.E. Biesma


Cc Minister van Justitie

       
                         
       
                                                ***


ADVIES van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten
inzake het Wetsvoorstel houdende vaststelling van een Penitentiaire beginselenwet
(TK 1994-1995, 24 263)


1.        Algemeen
In het kader van de voorbereidingen van het onderhavig wetsvoorstel heeft de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten reeds geadviseerd over het Voorontwerp penitentiaire beginselenwet en onderwerpen die met dit wetsvoorstel samenhangen. Het betreft de volgende adviezen:

1.        advies ten aanzien van het Voorontwerp penitentiaire beginselenwet d.d. 12 oktober 1993,
./.                (bijlage 1);

2.        advies inzake het Huishoudelijk reglement van de Tij-de-lijk Extra Beveiligde Inrichting (TEBI) te Vught
./.                d.d. 1 november 1993, (bijlage 2);

3.        advies met betrekking tot de nota "Werkzame detentie" (TK 22 999, nrs. 10 en 11), op 16 maart 1994 (kenmerk 41104)  toegezonden aan de Vaste commissie voor Justi-tie ten behoeve van de openbare hoorzitting
./.                d.d. 17 maart 1994, (bijlage 3);

4.        advies met betrekking tot de circulaire d.d. 1 maart 1995 (nr. 481183/95/DJ) inzake de herziening van de selectie- en plaatsingsprocedure extra
./.                beveiligde inrichting d.d. 7 augustus 1995, (bijlage 4).


Aangezien de onder 2 tot en met 4 genoemde adviezen nauw samenhangen met het onderhavige wetsvoorstel zijn deze adviezen, evenals het advies met betrekking tot het voor-ontwerp, aan dit advies gehecht en zal voorzover hier-mee kan worden volstaan naar de aangehechte adviezen worden verwezen.  

In de voorgaande adviezen is het commentaar naar aanleiding van de penitentiaire regel-geving en het penitentiaire beleid beperkt tot:

-        de beperkingen in het vrije verkeer tussen advocaat en gedetineerde;

-        het beklagrecht;

-        aspecten die betrekking hebben op een menswaardige detentie, zoals deze aan de orde komen in de adviezen met betrekking tot de nota "Werkzame detentie" en het regime zoals dat geldt in de TEBI in Vught, waarin reeds wordt vooruitgelopen op de mogelijkheid van het voeren van een individueel regime.

Ook in het onderhavige advies is het commentaar beperkt tot de hierboven genoemde onderwerpen.

2.        Beperkingen in het vrije verkeer tussen advocaat en gedetineerde
a.        Bezoek
In het voorontwerp van het onderhavige wetsvoorstel was het bezoek van de advocaat aan de gedetineerde geregeld in art. 37 lid 7, thans is deze regeling opgenomen in art. 38 lid 7.

In het advies naar aanleiding van dit voorontwerp is bezwaar gemaakt tegen de mogelijkheid die in het kader van dit artikel gegeven wordt om het vrij verkeer te beperken, ingeval van de gedetineerde een ernstig gevaar uitgaat voor de veiligheid van de bezoeker. Hiervoor wordt verwezen naar p. 3 van het advies naar aanleiding van het voorontwerp.
De tekst van het voorontwerp is in art. 38 lid 7 van het onderhavig wetsvoorstel ongewijzigd overgenomen met dien verstande dat de leden van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing en de commissie van toezicht of beklagcommissie in het onderhavig wetsontwerp te allen tijde toegang hebben tot de gedetineerde; de overige personen, waaronder de raadslieden, op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen.

De Algemene Raad handhaaft zijn bezwaren tegen een mogelijke inperking van het vrij verkeer tijdens het bezoek van de advocaat aan zijn gedetineerde cliënt, en verwijst voor de verdere onderbouwing van dit standpunt naar het advies naar aanleiding van het voorontwerp (bijlage 1).
In de memorie van toelichting bij het onderhavig wetsvoorstel wordt op p. 59 vermeld, dat de directeur met het oog op de bescherming van de persoonlijke veiligheid van de bezoeker kan bepalen dat er toezicht aanwezig is bij het bezoek.
Een dergelijke in algemene en vage bewoordingen geformuleerde bevoegdheid tot inper-king van het vrij verkeer acht de Algemene Raad niet aanvaardbaar en in strijd met het in het EVRM en IVBPR gewaarborgde recht op vrij verkeer. Weliswaar heeft de Hoge Raad in een arrest d.d. 21 april 1995, RvdW 1995, nr 100 C uitgemaakt dat bezoek achter glas onder omstandigheden een geoorlloofde inperking is op het vrij verkeer tussen de gedetineerde en diens raads-man, maar de Hoge Raad heeft daarbij de navolgende, hier van belang zijnde opmerkingen gemaakt:

        "Uit het door het eerste lid van art. 6 (EVRM, Adv. cie) aan een ieder gegarandeerde recht op een "eerlijke behandeling van zijn zaak"  vloeit, mede in ver-band met het in lid 3 onder c bepaalde, voort dat een gedetineerde verdachte het recht heeft onder zodanige voorwaarden persoonlijk overleg met zijn raadsman te kunnen voeren dat hij zich daarbij volle-dig en zonder zich geremd te hoeven voelen kan uit-spreken. Dit recht kan evenwel door de daartoe rechtens bevoegde autori-teit worden beperkt, maar deze beperkingen mogen niet zover gaan dat zij het in de kern aantasten. Van dit laatste zal in elk geval sprake zijn indien het overleg zijn vertrouwelijke karakter verliest doordat het door of vanwege de autoriteiten kan worden afgeluisterd. Dergelijke beperkin-gen moeten voorts een geoorloofd doel dienen -als hoedanig het voorkomen van ontvluchting kan gelden- en voldoen aan het proportionaliteitsvereiste."

In de memorie van toelichting behorende bij het voorontwerp werden beperkende maatregelen, naast de situatie dat persoonlijk gevaar voor de bezoeker zou dreigen, ook geoorloofd geacht indien de gedetineerde "in ander opzicht ernstig gevaar voor de orde en veiligheid in de inrichting" oplevert. De Algemene Raad stelt vast dat deze omstandigheid in de huidige memorie van toelichting niet meer wordt vermeld en kennelijk ook volgens de minister geen beperkende maatregelen voor het bezoek van de raadsman/vrouw rechtvaardigt.
De Algemene Raad acht het onaanvaardbaar dat in het zevende lid van art. 38 niet staat geformuleerd in hoeverre het vrij verkeer kan worden beperkt. De Algemene Raad is van oordeel dat de communicatie tussen advocaat en gedeti-neerde niet aan visuele of auditieve controle mag worden onderwor-pen en dat dit in de wet ook tot uitdrukking dient te worden gebracht.

Indien wordt aangenomen dat van de gedeti-neerde een ernstig gevaar uitgaat voor de bezoeker (hetgeen volgens de Algemene Raad aan de beoordeling van de advocaat zelf dient te worden overgelaten), zou de advocaat zelf kunnen aangeven op welke wijze hij veiligheidsmaatregelen wenst. De nu voorgestelde regeling legt in feite de beslissingsbevoegd-heid ten aanzien van de (wijze van) beperking van het vrij verkeer geheel bij de directeur.

Daarnaast wil de Algemene Raad aandacht vragen voor de situatie dat de mogelijkheden voor advocaten om cliënten bin-nen een penitentiaire inrichting te bezoeken de laatste jaren ernstig zijn beperkt door de invoering van de bloktijdenregelingen en nog ernstiger dreigen te worden ingeperkt indien het zogenaamde standaardregime en daarbij behorende weekindeling zoals genoemd in de nota Werkzame detentie zou worden ingevoerd. De Algemene Raad verwijst hierbij naar de door hem gemaakte opmerkingen in het a-dvies naar aanleiding van de nota Werkzame detentie (bijlage 2). Naar de mening van de Algemene Raad dienen voor advocaten-bezoek de bloktijdenregeling en ook andere beperkende regelingen -zoals beperking van de duur van het bezoek - binnen de normale openingstijden van de inrichting niet te worden gehanteerd. In de P.I. Overamstel heeft er nooit een bloktijdenregeling voor advocaten gegolden. Nu deze regeling in andere penitentiaire inrichtingen vooral wordt ingegeven door personeelstekort, is de Algemene Raad van mening dat de overheid er zorg voor dient te dragen dat voor advocatenbezoek voldoende faciliteiten beschikbaar komen.

b.        Schriftelijk verkeer
Naar aanleiding van art. 35 lid 2 van het voorontwerp is in het desbetreffende advies opgemerkt dat deze bepaling de mogelijkheid openlaat dat de directeur zonder aanwezigheid van de gedetineerde diens post aan diens advocaat kan (laten) openen. Deze omissie is in het huidige wetsvoor-stel hersteld doordat in art. 36 lid 2 ook in de laatste volzin van dit lid is opgenomen "afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, genoemde personen".

c.        Telefonisch verkeer
In het wetsvoorstel is in art. 39 lid 4 opgenomen dat indien hiervoor de noodzaak en gelegenheid bestaat, telefonisch contact met o.a. de advocaat van de gedetineerde is toegestaan. In het advies met betrekking tot het voorontwerp is bezwaar gemaakt tegen de omstandigheid dat een inrichtingsmedewerker, aan wie de bevoegdheid tot het beoordelen van de noodzaak van telefonisch contact kan worden gedelegeerd, de noodzaak van telefonisch contact zou moeten beoordelen. De Algemene Raad verwijst verder naar de opmerkingen die hierover zijn gemaakt in het advies naar aanleiding van het voorontwerp (bijlage 1) en het advies naar aanleiding van het huishoudelijk reglement van de TEBI (bijlage 3).

3.        Het beklagrecht
De Algemene Raad is verheugd te kunnen constateren dat het beklagrecht in het huidig wetsvoorstel niet wordt ingeperkt op de wijze zoals in het voorontwerp werd voorgesteld en kan ook overigens instemming betuigen met de wijze waarop de beklagprocedure in het wetsvoorstel is uitgewerkt. Aan de aanvankelijke bezwaren tegen de beklagregeling, zoals deze in het voorontwerp was uitgewerkt voorzover deze een inperking van de beklagmogelijkheden betroffen, is hiermee tegemoetgekomen.
De opmerkingen met betrekking tot de interne openbaarheid, de termijn waarbinnen de directeur een beslissing aan de gedetineerde dient mede te delen (art. 58 lid 1) en de verruiming van de mogelijkheid tot afzondering in noodsituaties tot 15 uren in art. 24 lid 4, worden hierbij echter gehandhaafd omdat het wetsvoorstel aan de door de Algemene Raad genoemde bezwaren onvoldoende tegemoet komt.

4.        Een menswaardige detentie

De Algemene Raad heeft in eerdere adviezen naar aanleiding van de nota Werkzame detentie en het regime in de TEBI zijn bezorgdheid geuit over het zeer rigide regime dat thans in de TEBI wordt gehanteerd en het "sobere standaardregime"  dat in de nota Werkzame detentie wordt aangekondigd. Voor het standpunt terzake zij verwezen naar het hierover gestelde in de bijlagen 2 tot en met 3.
Blijkens de memorie van toelichting bij het onderhavig
wetsvoorstel wordt van de beleidsuitgangspunten in de nota Werkzame detentie niet afgestapt.
Voorts zal middels art. 22 de mogelijkheid van een individueel regime worden ingevoerd waarmee het regime dat thans in de TEBI geldt van een wettelijke grondslag zou worden voorzien.
De Algemene Raad handhaaft de ethische en juridische bezwaren tegen een regime zoals dat in de TEBI geldt (zie met name bijlagen 2 en 4) en staat niet alleen in zijn standpunt dat bij een dergelijk regime de grens van humane tenuitvoerlegging van de detentie dreigt te worden overschreden: zie het advies van de Centrale Raad voor de Strafrechtstoepassing d.d. 8 juli 1993, het rapport van het Europees Comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling (CPT) d.d. 27 mei 1993 en (tussen de regels) P.C. Vegter, De noodzaak van een wettelijke basis voor de (tijdelijke) extra beveiligde inrichting, Sancties, afl. 4 1995, p. 205-212.  

De Algemene Raad is dan ook een tegenstander van de invoering van een individueel regime. Naar onze mening bieden de mogelijkheden van de directeur tot het treffen van tijdelijke afzonderingsmaatregelen voldoende mogelijkheden op te treden tegen gedetineerden met een extreem beheersrisico. Het treffen van tijdelijke maatregelen biedt de gedetineerde, gelet op de daarop van toepassing zijnde beklagmogelijkheden, bovendien een betere rechtsbescherming.

's-Gravenhage, 5 oktober 1995