Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen


De Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH  Den Haag


Den Haag, 3 juni 2005
Uw kenmerk: 5352897/05/6
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl
Dossiernummer: 3.4.5/2
Concept-wetsvoorstel Handhaving intellectuele eigendom

Mijnheer de Minister,

Bij brief van 13 mei 2005 verzocht u de Nederlandse Orde van Advocaten om commentaar op het concept-wetsvoorstel tot implementatie van richtlijn 2004/48/EG inzake handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

De Algemene Raad heeft zijn Adviescommissie Intellectuele eigendom gevraagd om terzake een advies op te stellen. Dit advies treft u bijgaand aan.

De Algemene Raad is met de Adviescommissie van mening dat het wetsvoorstel de Richtlijn in het algemeen op een juiste wijze implementeert. De Adviescommissie doet daarnaast voorstellen voor aanpassing en aanvulling van een aantal artikelen. Deze voorstellen beogen de wettekst te verduidelijken en effectiever te maken.

De Algemene Raad meent dat deze voorstellen behartigenswaardig zijn, en verzoekt u om deze in overweging te nemen. Graag verneemt de Algemene Raad te zijner tijd de definitieve tekst van het wetsvoorstel.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,


J.J.H. Suyver,
algemeen secretaris


bijlage



Preadvies van de

Adviescommissie Intellectuele Eigendom van de Nederlandse Orde van Advocaten

Betreffende Concept-wetsvoorstel Richtlijn handhaving intellectuele eigendom



De Commissie is van mening dat in het algemeen gezegd kan worden dat het wetsvoorstel de Richtlijn op de juiste wijze implementeert. De Commissie heeft de navolgende suggesties.

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Artikel 1019a
Het is aan te bevelen om ten aanzien van art. 843a de verzoekschriftprocedure van toepassing te verklaren. Dit leidt in het algemeen tot een sneller ter beschikking komen van de gevraagde gegevens.

Artikel 1019b
“tot staving van zijn beweringen” is een onduidelijk criterium. Het is duidelijker om het ook elders in het recht gebruikte “vermoeden” te gebruiken en mitsdien bedoelde woorden te vervangen door “om te vermoeden”.

Artikel 1019d
lid 2
Het lijkt (zo leert de al bestaande buitenlandse praktijk) verstandig aan lid 2 het navolgende toe te voegen: “De deurwaarder kan eveneens fotokopieën maken van alle op de inbreuk betrekking hebbende documenten, welke fotokopieën aan het procesverbaal worden gehecht.”

Deze bepaling is van belang omdat het niet altijd mogelijk zal zijn exemplaren van inbreukmakende zaken mee te nemen. Men denke aan een fabricagelijn of een grote machine. In dat geval is een kopie van bijvoorbeeld technische tekeningen nuttig. Bovendien zal uit documenten ook de omvang van de inbreuk en herkomst en bestemming van de inbreukmakende producten kunnen blijken.

Artikel 1019h
De bedoeling van de Richtlijn is duidelijk dat, anders dan het in Nederland gebruikelijke systeem, de in het ongelijk gestelde partij de daadwerkelijke kosten die de andere partij heeft gemaakt moet vergoeden.

Artikel 1019h verwatert de Richtlijn. Het in de toelichting gegeven voorbeeld van de inbreukmaker te goeder trouw is een slecht voorbeeld nu die inbreukmaker het niet op een procedure zal laten aankomen en indien hij rauwelijks gedagvaard wordt niet zal worden veroordeeld. Bovendien zijn de proceskosten in dat geval niet redelijk. Duidelijker dient ook gemaakt te worden dat ook de kosten van advocaat en procureur (mits redelijk) voor volledige vergoeding in aanmerking komen. De Commissie stelt de navolgende reductie voor: “In afwijking van art. 237 wordt de in het ongelijk gestelde partij des gevorderd veroordeeld in de redelijke gerechtskosten, waaronder de kosten van rechtsbijstand, en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt”.

De Wet op de Naburige Rechten

Art 1a
Een nauwere aansluiting bij de Richtlijn en een zuiverder formulering kan naar de mening van de Commissie worden gevonden door te bepalen “Artikel 4 Auteurswet is van overeenkomstige toepassing op de houder van een naburig recht met betrekking tot zijn beschermde materiaal”.

De Databankenwet

Art. 5e
Het lijkt duidelijker om (ook) in art. 5e  in plaats van het woord “gerechtigde” het woord “rechthebbende” te gebruiken.

Slotopmerking
In de Memorie van Toelichting wordt tot uitdrukking gebracht dat het niet mogelijk zou zijn om de vertrouwelijkheid van een document in een procedure te handhaven nu beide partijen inzage in een dergelijk document behoren te krijgen. De Memorie van Toelichting verwijst daartoe naar art. 6 EVRM. Naar de mening van de Commisie is die opvatting te absoluut en kan deze leiden tot ongewenste resultaten. Het lijkt geenszins in strijd met art. 6 EVRM indien de rechter bepaalt dat een document wel in de procedure gebruikt kan worden maar daarvan slechts kennis mag worden genomen door de raadsman (en bijvoorbeeld door deze in te schakelen onafhankelijke deskundigen) een en ander niet nadat deze geheimhouding hebben toegezegd.  


31 mei 2005
Adviescommissie Intellectuele eigendom
Mr W.A. Hoyng, voorzitter




NADER COMMENTAAR OP HET CONCEPT WETSVOORSTEL RICHTLIJN HANDHAVING

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Artikel 1019a onder c

Dit artikellid bepaalt dat de vordering (tot openheid in stukken) wordt afgewezen als de bescherming van vertrouwelijke informatie niet is gewaarborgd. Bij inbreukzaken betreft de informatie die men wenst te hebben vrijwel altijd vertrouwelijke informatie. Via 27/29 Rv. zal die vertrouwelijkheid doorgaans enigszins kunnen worden gewaarborgd. Als dat regime van vertrouwelijkheid echter niet (duidelijk) de norm is, dan lijkt dit artikel in de praktijk moeilijker bruikbaar.

Artikel 1019b onder 4

Idem, zie commentaar bij artikel 1019 onder c.

Artikel 1019c onder 4

Naast de in dit artikellid genoemde bepalingen uit Rv., lijken (in ieder geval) 499 en 500 eveneens van toepassing te moeten zijn (ingeval van beslag onder derden). overigens is beslag op inbreukmakende zaken onder derden onder het huidige recht al mogelijk; het is dus de vraag wat dit artikel toevoegt. Bovendien lijkt onder het thans voorgestelde regime slechts een derdenbeslag mogelijk waarbij de derde-houder van inbreukmakende zaken een derde-verklaring zal moeten afgeven. Dat lijkt een weinig effectieve gang van zaken. Voorgesteld wordt om langs twee wegen derdenbeslag op inbreukmakende zaken te handhaven: én direct beslag bij de derde, waarbij voorgesteld wordt dat in dit wetsvoorstel, de mogelijkheid voor de derde om toegang te weigeren in het verlof beperkt kan worden, én derdenbeslag met de klassieke derde-verklaring, zodat de ie-rechthebbende inzicht krijgt in de distributiekanalen.

Artikel 1019d onder 2

In dit artikellid wordt slechts indien het voorlof daarin voorziet, toegestaan dat de deurwaarder zich laat vergezellen door een deskundige. dit mag echter al op grond van huidige Rv, zonder dat hiertoe verlof verleend behoeft te worden. Het is de vraag of dit artikellid moet worden gehandhaafd.

Artikel 1019e onder 1

In dit artikel wordt het begrip 'onherstelbare schade' geïntroduceerd. Dit begrip lijkt overeen te komen met het begrip 'irrepairable harm' zoals we dat in de ons omringende landen kennen. De vraag is dan welke (van de in de ons omringende landen bekende) norm we dan hanteren. Dit is eens te meer belangrijk om in ogenschouw te nemen aangezien de meeste ie-geschillen uiteindelijk zijn op te lossen in geld; er is dus slechts in een beperkt aantal gevallen sprake van 'onherstelbare schade', of denkt de Nederlandse wetgever hier ander over …. de memorie van toelichting is te summier op dit onderdeel.

Artikel 1019f onder 2 en 4

De artikelleden lijken innerlijk tegenstrijdig; enerzijds kan de derde die participeert in inbreuk als getuige worden opgeroepen om te verklaren, anderzijds bepaalt lid 4 dat hij zichzelf niet behoeft te incrimineren als inbreukmaker. Wat voor informatie denkt men dan nog los te kunnen krijgen?

Artikel 1019f onder 3

Spelfout: getuigen zal getuige moeten zijn.

Artikel 1019g onder 1 (jo. artikel IX)

Er bestaat op dit moment een artikel 70 lid 6 Rijksoctrooiwet 1995, op basis waarvan beslag op inbreukmakende zaken mogelijk is. Referentie aan dat artikel lijkt aan artikel 1019g lid 1 te moeten worden toegevoegd. Dat per toekomstig wetsvoorstel 70 lid 6 vernummerd gaat worden naar 70 lid 2 doet hieraan niet af.

Benelux Merkenwet

De Richtlijn Handhaving is mede geïnspireerd op TRIPs. Artikel 45 lid 2 slot bepaalt dat winstafdracht ook kan plaats vinden indien de inbreukmaker niet te kwader trouw is geweest; moet in dat verband 13b5 BMW (winstafdracht in geval van kwade trouw) niet worden gewijzigd? Hetzelfde geldt voor 13bis1 (beslag niet in geval van goede trouw?)

Rijksoctrooiwet 1995

In artikel 80 Rijksoctrooiwet 1995 is een opsomming gegeven van zaken die tot de exclusieve bevoegdheid van de Haagse rechtbank behoren. Voorgesteld wordt om gebruik te maken van de gelegenheid om beslag, saisie description, getuigenverhoor etc. in octrooizaken tot de exclusieve competentie van de (voorzieningenrechter in de) rechtbank Den Haag te maken.

Mijn Documentenlijst

PDF genereren