Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen



De heer mr J. Nicaise
Hoofd van de Directie Wetgeving en
andere Juridische Aangelegenheden bij het
Ministerie van Economische Zaken
Postbus 20101
2500 EC   Den Haag.




Den Haag, 24 april 1998.



Dossiernummer: 3.4.5.fb/ak.
Doorkiesnummer: 070-3353514.





Geachte heer Nicaise,


Wetsvoorstel inzake Wijziging van de bepalingen ten aanzien van octrooigemachtigden in de  Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995 .


Bij brief van 16 maart jl. bood u de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten het concept wetsvoorstel inzake Wijziging van de bepalingen ten aanzien van octrooigemachtigden in de Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995 aan.
U verzocht om daar op te reageren. De Algemene Raad gaat graag op dit verzoek in.

Het concept wetsvoorstel is onderwerp van bespreking geweest in de Adviescommissie Intellectuele Eigendom van de Algemene Raad en in de Algemene Raad zelf. Ik bied u hierbij het pre-advies van de Adviescommissie aan. De Algemene Raad kan zich geheel met dit advies verenigen.

De Algemene Raad brengt daarbij nog graag het volgende onder uw aandacht.
In de voorgestelde regeling wordt een voorwaarde gesteld aan de gemachtigde die voor de aanvrager optreedt. De gemachtigde moet advocaat of octrooigemachtigde zijn. Blijkens de Memorie van Toelichting is het argument voor het stellen van deze voorwaarde het feit dat het ingewikkelde zaken betreft met veelal grote financiële belangen.
Aan de gemachtigde van de wederpartij wordt die eis echter niet gesteld. Dat betekent dat eenieder als gemachtigde voor de wederpartij kan optreden.


De Algemene Raad merkt op dat de wederpartij veelal vergelijkbare financiële belangen heeft. Dat betekent, naar het oordeel van de Algemene Raad, dat ook alleen advocaten of octrooigemachtigden zouden moeten kunnen optreden als gemachtigde van de wederpartij.

Daarnaast acht de Algemene Raad het, uit oogpunt van kwaliteitswaarborg, verantwoord om een regeling op te nemen analoog aan die in artikel 133, derde lid van het Europees Octrooiverdrag. In dat geval kan ook een werknemer van een natuurlijke of rechtspersoon die partij is in een octrooiprocedure onder voorwaarden optreden als een gemachtigde die aan de noodzakelijke kwaliteitseisen voldoet.

Voor het volledige advies verwijs ik graag naar de bijlage bij deze brief.


Hoogachtend,



F.H.M. Bouritius,
Advisering wetgeving.







Advies
van de
Adviescommissie Intellectuele Eigendom
inzake Wetsvoorstel
Wijziging van de bepalingen ten aanzien van octrooigemachtigden
in de Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995


1.        De positie van de advocaat die dezelfde bevoegdheid heeft als de octrooigemachtigde wordt in dit wetsvoorstel niet gewijzigd.
        Het woordgebruik in de memorie van toelichting dient op pagina 5 aldus te worden gecorrigeerd, dat octrooigemachtigden geen pleitrecht hebben, maar dat in het huidige systeem de octrooigemachtigde mede ter terechtzitting het woord mag voeren [5e regel van onder, p. 5 MvT].

2.        Wel is een kritische kanttekening op zijn plaats met betrekking tot de exclusiviteit van de positie van de octrooigemachtigde.
        In het ontwerp voor de wijziging van de bepalingen ten aanzien van octrooigemachtigden in de Rijksoctrooiwet [ROW] en de Rijksoctrooiwet 1995 [ROW 1995] is in respectievelijk het nieuwe artikel 18A en het nieuwe artikel 23b geregeld, dat als gemachtigde van een aanvrager slechts kunnen optreden personen die op grond van artikel 23b ROW 1995 gerechtigd zijn op te treden als gemachtigde van een aanvrager voor het Bureau voor de Industriële Eigendom [BIE]. Genoemde personen zijn de bij een rechtbank ingeschreven advocaten en degenen die in een door het BIE gehouden register als octrooigemachtigde zijn ingeschreven.

        De nieuwe regeling houdt aldus in dat, indien het niet gaat om de aanvrager doch diens wederpartij, een ieder als gemachtigde kan worden aangewezen. In de adviesprocedure ingevolge artikel 84 ROW 1995, waarin een derde het BIE-advies vraagt omtrent de geldigheid van een octrooi, kan elk van partijen zich door een niet gekwalificeerde lasthebber laten vertegenwoordigen. Ook in procedures waarin herstel in de vorige toestand wordt gevraagd conform artikel 17A ROW en artikel 23 ROW 1995, kan de verzoeker/octrooihouder zich door een ieder laten vertegenwoordigen. Tenslotte zou hetzelfde kunnen gelden bij het verkrijgen van aanvullende beschermingscertificaten voor octrooien op geneesmiddelen, alhoewel de ROW 1995 in artikel 91 spreekt over het aanvragen van een certificaat.

        De voorgestelde regeling volgens artikel 18A ROW en artikel 23b ROW 1995 doet afbreuk aan het doel van de nieuwe wettelijke regeling van de vertegenwoordigingsbevoegdheid voor het BIE. De memorie van toelichting bij de wijzigingswet vermeldt immers in paragraaf 3, 1e alinea:

                Voorts zullen de gecompliceerdheid van de materie, de te volgen procedures en de grote financiële belangen die met octrooiaanvragen gemoeid zijn voor de aanvragers van en rechthebbenden op octrooien, deskundige begeleiding veelal noodzakelijk maken. In verband daarmee wordt het wenselijk geacht een wettelijke regeling met betrekking tot de octrooigemachtigden in stand te houden.

        Juist bij de adviesprocedures en procedures tot herstel in de vorige toestand is het van belang de procedures te kennen. Het gaat vaak om ingewikkelde zaken waarin grote financiële belangen een rol kunnen spelen. Bij adviesprocedures gaat het om begrippen als nieuwheid en uitvindingshoogte, begrippen waarmee alleen de octrooigemachtigde en de [gespecialiseerde] advocaat dankzij hun opleiding voldoende vertrouwd zijn.

        Opgemerkt wordt dat ook artikel 22 van de huidige ROW 1995 de gewraakte passage kent. Zoals echter bekend werd de adviesprocedure ingevolge artikel 84 ROW 1995 pas bij de parlementaire behandeling van ROW 1995 bij amendement in de wet geïntroduceerd en het is alleszins aannemelijk, dat daardoor niemand de discrepantie tussen artikel 22 en artikel 84 heeft opgemerkt. Dit is des te aannemelijker omdat de toelichting bij artikel 22 vermeldt, dat wat betreft de regeling voor het als gemachtigde voor het Bureau optreden aansluiting is gezocht bij de bestaande regeling op grond van artikel 18A ROW. De tekst van artikel 22 heeft er reeds toe geleid dat in een adviesprocedure ingevolge artikel 84 ROW 1995 als gemachtigde van één van de partijen een beunhaas optrad, zonder dat het BIE bereid was daartegen iets te ondernemen, zich daarbij beroepend op de letterlijke tekst van artikel 22.

        Als ratio voor de huidige regeling is van overheidswege nog aangevoerd, dat het voor een bedrijf mogelijk moet zijn om zich door een technisch geschoolde werknemer te laten vertegenwoordigen en niet door de statutair vertegenwoordigingsbevoegde. Hiertegen bestaat op zich geen bezwaar en de mogelijkheid daartoe kan eenvoudig in de wet worden geïntroduceerd door een regeling analoog aan artikel 133.3 EPC op te nemen [een kopie gaat hierbij].

        Gezien het voorafgaande lijkt het ter bescherming van degenen die zich voor het Bureau willen laten vertegenwoordigen gewenst deze vertegenwoordiging in alle situaties alleen open te stellen voor advocaten, octrooigemachtigden en eventueel werknemers van de aanvrager/octrooihouder. Volledigheidshalve wordt hieraan toegevoegd dat vertegenwoordiging voor het Bureau niet verplicht is; een ieder is gerechtigd zelf bij het Bureau op te treden.

Adviescommissie Intellectuele Eigendom

24 april 1998