Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De leden van de Vaste Commissie
voor Justitie van de Tweede Kamer



Den Haag, 26 januari 1996
Ons kenmerk: 3.1.2/4


Geachte mevrouw, mijnheer,

betreft:         wetsvoorstel 24 510: de dagvaardings-termijn voor de politierechter, de oproeping in kantongerechtszaken en het instellen van hoger beroep


Zoals de Minister van Justitie opmerkt in de Memorie van Toelichting op bovengenoemd wetsvoorstel, is de Nederlandse Orde van Advocaten geraadpleegd bij het totstandkomen van dit wetsvoorstel. Aan het indertijd door de Algemene Raad uitgebrachte advies wordt in het nu voorliggend wetsvoorstel ten dele tegemoet gekomen. Echter, aan de belangrijkste opmerkingen wordt voorbijgegaan. De Algemene Raad hecht er daarom aan u het advies hierbij onder de aandacht te brengen.
Het advies is opgesteld door de adviescommissie Strafrecht van de Algemene Raad; de Algemene Raad kan zich geheel verenigen met dit advies.

De belangrijkste elementen uit het advies zijn:
-        Met nadruk vragen wij uw aandacht voor het inschakelen van de advocaat als betekeningsintermediair. Dit miskent dat deze niet vanzelfsprekend ook in appèl optreedt voor de verdachte. Op dit punt is de voorgestelde regeling weinig zinvol. Aan de andere kant kan deze regeling de advocaat voor grote problemen stellen.
        Met het instellen van het rechtsmiddel eindigt de bijstand van de raadsman in eerste aanleg. Het in de MvT aangehaalde arrest HR 29 juni 1993 (NJ 1993, 717), ziet op de situatie dat de raadsman zijn cliënt op de hoogte stelt van de datum van de nadere terechtzitting, dus de fase waarin de raadsman nog voor zijn cliënt optreedt - hetgeen wezenlijk verschilt van een terechtzitting in een nieuwe processuele fase.

-        Bij het opstellen van een wettelijke regeling dient een goede voorbereiding van de verdediging gewaarborgd te blijven. Voor de situatie waarin een verdachte op dezelfde dag als die van aanhouding wordt voorgeleid, doet de commissie een aantal suggesties die betere faciliteiten voor de raadsman creëren. De adviescommissie suggereert o.a. het stationeren van een piketadvocaat op het politiebureau, bij speciale acties.

-        Een oneigenlijke toepassing van het dwangmiddel van inverzekeringstelling moet vermeden worden. Volgens de MvT behoort inverzekeringstelling ook in zgn "ronde" zaken (d.w.z.: zaken waarin het onderzoek is afgerond) tot de mogelijkheden. Inverzekeringstelling is echter slechts mogelijk in het belang van het onderzoek, hetgeen betekent dat dit middel in "ronde" zaken buiten toepassing moet blijven.

Voor een uitvoeriger beschouwing mag ik u verwijzen naar bijgevoegd advies; tot een nadere toelichting zijn wij graag bereid.

Hoogachtend,


mr J.E. Biesma

bijlage
* * *

Advies van de Adviescommissie Strafrecht
van de Nederlandse Orde van Advocaten
inzake wetsvoorstel 24 510:
de dagvaardingstermijn voor de politierechter, de oproeping
in kantongerechtszaken en het instellen van hoger beroep.

De adviescommissie heeft begrip voor de wens om te komen tot verbetering van de executie van rechterlijke uitspraken, zij het dat de voorgestelde wijzigingen haar aanleiding geven de volgende opmerkingen te maken.

Het voorgestelde artikel 370 Sv.

Krachtens artikel 6, lid 3 onder b EVRM dient een verdachte voldoende tijd en faciliteiten te hebben om zijn verdediging voor te bereiden. Een wettelijke regeling dient deswege zodanig ingericht te zijn dat daarvan niet te verwachten is dat deze in de praktijk tot een ondermijning van deze waarborg zal leiden.

De ervaring met artikel 370 lid 2 Sv. in de afgelopen jaren leert dat de voorgestelde regeling om een verdachte op dezelfde dag als die van aanhouding aan de politierechter voor te geleiden, voor de verdediging grote praktische problemen kan opleveren. De adviescommissie acht het dan ook wenselijk dat in een dergelijke situatie ter compensatie betere faciliteiten voor de raadsman worden gecreëerd.

De Adviescommissie denkt daarbij aan een verbetering van de volgende faciliteiten: voldoende beschikbaarheid van de verdachte voor overleg, snellere beschikbaarheid van de processtukken, aanwezigheid bij de (politie)verhoren (ook die van getuigen/medeverdachten), tijdige beschikbaarheid van de tekst van de tenlastelegging, beschikbaarheid van de Officier van Justitie voor eventueel overleg en de mogelijkheid van (mondelinge) rapportage door de reclassering.


In bepaalde gevallen (speciale acties in grote steden) zou te overwegen zijn voor de desbetreffende dag(en) bij een politiebureau een piketadvocaat te stationeren. De Adviescommissie verklaart zich bereid om nadere voorstellen te doen met betrekking tot de praktische uitwerking hiervan.

Indien de verdachte wordt gedagvaard om voor de politierechter te verschijnen op een later tijdstip dan de in artikel 61, lid 2 Sv. voorgeschreven 6 (+ 9) uren, dient hij krachtens artikel 60, lid 1 Sv. na te zijn verhoord in vrijheid te worden gesteld, tenzij hij overeenkomstig artikel 57 Sv. in verzekering wordt gesteld of overeenkomstig artikel 60 Sv. voor de Rechter-Commissaris wordt geleid. Veelal zal er in zaken die bij de politierechter worden aangebracht geen onderzoeksbelang bestaan dat inverzekeringstelling noodzakelijk maakt, gezien de eenvoudige aard van deze zaken.

Blijkens de Memorie van Toelichting echter ligt het in de rede dat de verdachte, indien de snelrechtprocedure wordt toegepast, in het belang van het onderzoek in verzekering wordt gesteld. Deze automatische koppeling van toepassing van snelrecht en inverzekeringstelling valt echter niet in de wet te vinden.

Indien de keuze voor de snelrechtprocedure een oneigenlijke toepassing van dit ingrijpende dwangmiddel ten gevolge heeft, dient dan ook naar het oordeel van de Adviescommissie ofwel van deze keuze te worden afgezien, ofwel de verdachte dient met een dagvaarding zoals bedoeld in het voorgestelde artikel 370, lid 2 Sv. te worden heengezonden.

De Commissie vreest voorts dat deze door de wetgever veronderstelde koppeling een negatieve invloed (rimpeleffect) zal hebben op de beoordeling van deze grond in 'normale' (nietsnelrecht) zaken.


Het voorgestelde artikel 450 Sv.
De inschakeling van een raadsman/advocaat als betekeningsintermediair indien de raadsman/advocaat het rechtsmiddel heeft ingesteld, miskent dat deze raadsman/advocaat niet vanzelfsprekend tevens in appel voor de verdachte optreedt (HR 22 maart 1994, nr 96.568). Een  toevoeging in eerste aanleg eindigt door het instellen van het appel, terwijl ook een gekozen raadsman in de praktijk zijn werkzaamheden in eerste aanleg als geëindigd beschouwt zodra hij het appel  heeft ingesteld. In het licht hiervan is de beoogde regeling weinig zinvol, omdat de desbetreffende raadsman/advocaat in voorkomende gevallen geen kontakt meer zal hebben met de (ex)cliënt.

Voorts vloeit (tuchtrechtelijk gezien) naar het oordeel van de Adviescommissie uit de beoogde regeling voor de raadsman/advocaat  een inspanningsverplichting voort, die de raadsman/advocaat voor grote problemen kan stellen. Hij beschikt op het punt van woon en verblijfplaatsverificatie en betrouwbare kennisgeving immers niet over de (wettelijke en ambtelijke) mogelijkheden van de justitiële autoriteiten. De beoogde regeling zal de kans op een verstek onnodig vergroten.

Evenmin is het een aantrekkelijk vooruitzicht dat de raadsman in de verleiding wordt gebracht eventuele aansprakelijkheid wegens een kennisgevingsverzuim te ontlopen, door zich bijvoorbeeld zekerheidshalve tijdelijk aan de zaak te onttrekken.

Het voorgestelde artikel 408a Sv.

Het is niet logisch de verschenen raadsman in geval van behandeling bij verstek niet te vereenzelvigen met zijn cliënt, maar als het gaat om kennisgeving wèl te vereenzelvigen met zijn cliënt.

Den Haag, 24 januari 1996
3.1.2/4