Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH ’s-Gravenhage

Tevens per fax: 070 - 370 7939



Den Haag, 5 september 2003
Doorkiesnummer:070-335 35 13
Faxnummer:070-335 35 32
E-mail:a.vanarkel@advocatenorde.nl
Betreft: ontwerpbesluit houdende wijziging Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand en Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria.


Mijnheer de Minister,


Op 8 augustus 2003 stond bovengenoemd ontwerpbesluit gepubliceerd in de Staatscourant (nr. 151/pagina 6). De Nederlandse Orde van Advocaten heeft de navolgende bezwaren tegen artikel III van het ontwerpbesluit, welke bezwaren zij u voor 6 september 2003 doet toekomen.

Eerste bezwaar
Art. 3 van het Besluit Rechtsbijstand- en Toevoegcriteria geeft in de aanhef uitdrukking aan de grondregel dat geen rechtsbijstand wordt verleend wanneer die rechtsbijstand van elke grond is ontbloot.
In de onderdelen a t/m e worden gevallen genoemd waarin de rechtsbijstand van elke grond ontbloot wordt geacht. Met rechtsbijstand die van elke grond is ontbloot wordt kennelijk vooral gedoeld op rechtsbijstand voor volstrekt kansloze zaken.
Hoewel in het algemeen geldt dat een tweede asielaanvraag moet voldoen aan de eisen van art. 4:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn die eisen niet absoluut, met name niet in asielzaken waarin mogelijk schending van art. 3 EVRM aan de orde is.
In navolging van het Europese Hof (Bahaddar van 19/02/98 nr 145/764/965 en Jabari van 07/11/00 40035/98) heeft ook de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in meerdere uitspraken ( van 6 november 2002 onder nr 2000/02311/1, van 29 januari 2002  ondernr 2003/01/15 en nr 2002/06273/1, gepubliceerd in Jurisprudentie Vreemdelingenrecht onder nr 2003/83) uitgesproken dat onder omstandigheden art. 4:6 Awb geen doorslag kan geven.


Laatst genoemde uitspraak is in dat kader wel zeer illustratief:  

"Slechts onder bijzondere op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden kan de noodzaak bestaan om met terzijde stelling van artikel 83 van de Vreemdelingenwet rekening te houden met feiten en omstandigheden die na het nemen van het besluit in de procedure zijn ingebracht."

Het voorgestelde onderdeel ‘f’ kan derhalve niet voor alle gevallen definiëren dat de rechtsbijstand van elke grond is ontbloot, zoals de onderdelen  a tot en met e dat wel doen. Onderdeel ‘f’ is daarom wat systematiek betreft en op basis van de jurisprudentie niet aanvaardbaar.

Tweede bezwaar
De vraag of (nieuwe) feiten of omstandigheden niet in de eerste aanvraagprocedure naar voren hadden kunnen worden gebracht is in concrete gevallen dikwijls moeilijk te beantwoorden en zal in de tweede asielprocedure dan ook vaak inzet zijn van de rechtsstrijd.
De jurisprudentie met betrekking tot die vraag is (nog) allerminst stabiel.(vgl. ABRvS d.d. 17-07-2003, nr. 200302963/1; in deze uitspraak verwerpt de Afdeling het standpunt van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dat de vreemdeling de documenten eerder had kunnen overleggen.)
Het is in strijd met de algemene uitgangspunten van de WRB en het Besluit Rechtsbijstand- en Toevoegcriteria dat de rechtsstrijd betreffende een in geding zijnde vraag zich verplaatst van de procedure, waarin die vraag aan de orde is, naar de besluitvorming betreffende de aanvraag om een toevoeging.

Conclusie
Aan het ingevolge het voorstel toe te voegen onderdeel bestaat dan ook, gelet op de onderdelen b en e, geen enkele behoefte.



Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,




Mevrouw mr. E. Unger,
Portefeuillehouder rechtshulp en asiel