Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH ’s-Gravenhage



Den Haag, 2 september 2003
Dossiernummer:3.1.7/3
Doorkiesnummer:070-335 35 13
Faxnummer:070-335 35 32
E-mail:a.vanarkel@advocatenorde.nl
Uw kenmerk:                
5227575/03/6
Wijziging Pbw i.v.m. de tenuitvoerlegging van voorlopige hechtenis na veroordeling in eerste aanleg
Mijnheer de Minister,


Bij brief van 17 juni 2003 heeft u de Algemene Raad van de Orde van Advocaten verzocht voor 15 september a.s. te adviseren terzake van bovengenoemd wetsvoorstel.

De Algemene Raad heeft de Adviescommissie Strafrecht het concept toegezonden ter consultatie. Naar aanleiding daarvan bericht de Algemene Raad u als volgt.

De Algemene Raad is met de Adviescommissie van oordeel dat het wetsvoorstel een positieve uitwerking heeft voor de meeste cliënten, omdat zij in aanmerking kunnen worden gebracht voor penitentiaire programma’s waar zij anders niet voor in aanmerking komen omdat zij nog niet onherroepelijk zijn berecht.

Eén kanttekening maakt de Algemene Raad voor wat betreft de haalbaarheid van het wetsontwerp. De vraag is of het wetsvoorstel bestand is tegen de bepalingen van het Bupoverdrag. Ingevolge artikel 10, tweede lid sub a, van genoemd verdrag, dienen verdachten gescheiden te worden gehouden van veroordeelden en dienen zij aanspraak te kunnen maken op een afzonderlijke behandeling overeenkomstig hun status van nog niet (onherroepelijk) veroordeelden. Nederland heeft ten aanzien van artikel 10, tweede en derde lid, tweede volzin, een voorbehoud gemaakt.

Tevens vraagt de Algemene Raad zich af of het verbod van dwangarbeid als neergelegd in de artikelen 4 EVRM en 8 Bupo niet wordt geschonden door te bepalen dat niet slechts veroordeelden kunnen worden verplicht tot het verrichten van werk, maar ook zij die slechts verdachten zijn. Uw opmerking in de Memorie van Toelichting geeft daartoe onvoldoende uitsluitsel.
Tenslotte rijst de vraag of het niet al te optimistisch is te veronderstellen dat de penitentiaire consulent wel kan inschatten wat het Hof in tweede instantie zal doen. Vaak is dit niet zo eenvoudig – zelfs niet voor de eigen advocaat van een dergelijke verdachte -  en zullen vele praktische problemen kunnen ontstaan.

Ondanks deze kanttekeningen, is het uiteindelijke oordeel van de Algemene Raad dat onderhavig wetsvoorstel per saldo positief uitpakt voor de betrokken groep verdachten. De Algemene Raad verzoekt u de gerezen vraagpunten nader te onderzoeken en te motiveren in de gewijzigde Memorie van Toelichting.


Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,




J.J.H. Suyver
Algemeen Secretaris