Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

PRE-ADVIES
van
de Adviescommissie Strafrecht

inzake

het voorstel tot wijziging van de
Wet Toezicht Effectenverkeer 1995
teneinde de effectiviteit van deze wet op het gebied van
het bestrijden van gebruik van voorwetenschap te verbeteren
        (25 095)

1.1        Gezaghebbende rechtsgeleerde auteurs hebben van meet af aan fundamentele kritiek uitgeoefend op de omvang en de kwaliteit van de oorspronkelijke uit 1989 daterende delictsomschrijving van het misdrijf "misbruik van voorwetenschap". Het is ooit door Prof. mr M.S. Groenhuijsen getypeerd als een delict dat bij uitstek past in het rariteitenkabinet van de strafwetgeving (Nijmegen 1993).

1.2        De kritiek betreft met name aspecten als:
        -        de afwezigheid van een causaal verband tussen de voorwetenschap en de transactie;
        -        het ontbreken van het winstoogmerk als bestanddeel;
        -        het ontbreken van positieve wetenschap (opzet) betref-fende zowel het niet-openbare als het geheime karakter van de informatie;
        -        het niet vereist zijn van enige wetenschap of vermoeden betreffende de koersgevoeligheid van de informatie;
        -        het ontbreken van enig "oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling";
        -        de objectivering van de invloed die openbaarmaking van de bijzonderheid op de koers zou hebben.

1.3        Dit laatste aspect heeft de Hoge Raad in de HCS-zaak (HR 27 juni 1995, NJ 1996, 662) in die zin verduidelijkt, dat de geobjectiveerde te verwachten koersbeweging mede betrekking moet hebben op de richting van die koersbeweging.

2.1        Genoemd arrest vormt de directe aanleiding tot het onderhavige wetsvoorstel (vanaf 1989 al het vierde over dit onderwerp). Ook hier hebben gezaghebbende rechtsgeleerde auteurs fundamentele kritiek uitgeoefend op de omvang en de kwaliteit van de voorgestelde delictsomschrijving van het nieuwe misdrijf "gebruik van voorwetenschap".
Men zie behalve de in het Verslag (25 095, nr. 4, p. 3) genoemde auteurs- recent Prof. mr H. de Doelder en mr V. Mol: "Mis-bruik van Voorwetenschap; het Strafrechtelijk Kader", NIBE-Bankjuridische Reeks nr. 30, 1996, met name p. 32 e.v.

2.2        De kritiek richt zich met name op de "kaalslag" die de toch al te ruime strafbepaling zou treffen:
        -        schrappen van het voordeelscriterium (zijnde uitgerekend dé ratio van de strafbaarstelling);
        -        schrappen van het geheimhoudingscriterium;
        -        vastleggen dat sprake is van voorwetenschap indien de informatie invloed zou kunnen hebben, ongeacht de mate waarin de koers zich wijzigt (het Beurs-reglement spreekt over "aanmerkelijke invloed", en de Europese Richtlijn over "likely to have a significant effect") en ongeacht de richting waarin de koers zich wijzigt.

2.3        Laatstgenoemd criterium, dat duidelijk ingaat tegen het oordeel van de Hoge Raad, brengt bij het aannemen van het voorstel het bezit van niet-gerichte informatie, en daarmee op zich "gezonde" gevallen van speculatie, eveneens onder de werking van de strafwet.
        Hier is geen sprake meer van toezicht op effectenverkeer, maar van criminalisering van effectenverkeer.

3.1        Het huidige voorstel kan -als reactie op èn ingegeven door het HCS-arrest- getypeerd worden als een typisch voorbeeld van gelegenheidswetgeving. Door de verregaande verruimingen van de delictsomschrijving gaan de beoogde verbeteringen van de rechtshandhaving en bewijsbaarheid ten koste van zowel de rechtsbescherming alsook het verzekeren van een ordelijk effectenverkeer.

3.2        Recente publiciteit handelt over nieuwe vervolgingen na de HCS-zaak, van kleinere én grotere vermeende voorwetenschapzaken, leidend tot transacties en (zelfs) tot veroordeling onder vigeur van de huidige strafbepaling.
        Er is dan ook weinig aanleiding over om thans als wetgever overhaaste wijzigingen door te voeren.


5 maart 1997