| Aan de Tweede Kamer der Staten Generaal |
| T.a.v. de Vaste Commissie voor Justitie |
| Postbus 20018 |
| 2500 EA Den Haag |
|
Tevens per fax: 070 – 318 3444 |
| Den Haag, 3 december 2002 |
| Doorkiesnummer:070-335 35 13 |
| Faxnummer:070-335 35 32 |
| E-mail:a.vanarkel@advocatenorde.nl |
| Betreft: driejarenbeleid (algemeen overleg op 5 december 2002) |
| Geachte leden van de Vaste Commissie voor Justitie, |
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft in een brief van 6 november 2002 aan de Voorzitter van uw Tweede Kamer ( kamerstuk 19 637, nr. 691) aangekondigd voornemens te zijn het driejarenbeleid per 1 december a.s. te beëindigen.
Door uw commissie is op 13 november jl. besloten dat uw Voorzitter de Voorzitter van de Tweede Kamer zal meedelen dat de meerderheid van de commissie van mening is dat deze brief controversieel moet worden verklaard. Omdat er bij plenaire stemming in de Tweede Kamer geen meerderheid was voor het controversieel verklaren, wordt het voorstel thans op 5 december a.s. in het algemeen overleg van uw Vaste Commissie voor Justitie besproken.
De Nederlandse Orde van Advocaten rekent het tot haar taken op te komen voor de rechtsbescherming van vreemdelingen. Daaronder valt ook de rechtsbescherming van asielzoekers.
Voor de IND is het bestaan van het driejarenbeleid een reden om haar capaciteit zo in te richten, dat de behandeling van asielzaken niet langer dan drie jaar duurt. Op dit moment is het aantal aanvragen in asielzaken zeer laag. De IND kan zo goed als alle aanvragen binnen drie jaar afhandelen. De rechterlijke macht is aanzienlijk uitgebreid. Zelfs als de rechter beslist dat de beschikking moet worden vernietigd, is dat nog geen reden om een asielzoeker in aanmerking te laten komen voor het driejaren beleid. Daarbij speelt ook een rol, dat het aantal vernietigingen drastisch aan het teruglopen is. Overigens is het juist bij vernietiging van de beschikking niet onredelijk, dat dit in het voordeel van de asielzoeker werkt voor wat betreft de driejarentermijn.
Indien in de toekomst het aantal aanvragen mocht toenemen, is het bestaan van een driejarenbeleid een goede reden voor de IND om te zorgen voor een zodanige behandel- capaciteit, dat de termijnen waarbinnen zaken worden afgehandeld korter blijven dan drie jaar. Met andere woorden: bij een verhoogde instroom is het driejarenbeleid een middel om de IND orde op zaken te laten houden.
Het driejarenbeleid is indertijd ingevoerd omdat het lange voortduren van de onzekerheid voor asielzoekers niet acceptabel gevonden werd. Dat argument geldt nog steeds ten volle.
In de brief van 6 november 2002 heeft de Minister aan de Tweede Kamer medegedeeld de afschaffing van het drie jarenbeleid per 1 december 2002 te willen laten ingaan. In een gesprek met de Adviescommissie Vreemdelingenrecht van de Orde van Advocaten heeft de Minister laten weten dat de afschaffing inhoudt, dat alle vreemdelingen die na 1 december 1999 een aanvraag hebben gedaan, niet meer in aanmerking komen voor het driejarenbeleid.
Dat de Minister het driejarenbeleid reeds voor aanvragen vanaf 1 december 1999 wil laten ingaan, benadrukt dat de afschaffing voornamelijk betrekking heeft op oudere aanvragen. Voor de nieuwe aanvragen speelt de overschrijding van de driejarentermijn immers zo goed als geen rol meer.
Door de afschaffing ook nog eens met terugwerkende kracht te laten ingaan wordt de rechtsbescherming van asielzoekers te zeer aangetast.
De Minister wil tenslotte de wijziging van het driejarenbeleid opnemen in de Vreemdelingencirculaire. Het driejaren beleid is echter neergelegd in de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit. Daarvan kan juridisch gezien niet worden afgeweken door opname in slechts een circulaire.
De Nederlandse Orde verzoekt u dan ook gezien de inhoud van deze brief het driejarenbeleid niet af te schaffen, althans de behandeling van dit voorstel alsnog uit te stellen tot na het aantreden van een nieuw kabinet.
Hoogachtend,
Mevrouw mr. E. Unger
Portefeuillehouder asiel
van de Nederlandse Orde van Advocaten