Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen


De heer mr. A.H. Korthals
Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH Den Haag




Den Haag, 22 mei 2001
Doorkiesnummer                070 – 335 35 13
E-mail                        m.vanderkleij@advocatenorde.nl
Dossiernummer                3.1.7
Uw kenmerk                5078466/01/6





Mijnheer de Minister,

Betreft:         Conceptwetsvoorstel tot wijziging van het wetboek van Strafrecht en de Penitentiaire beginselenwet in verband met het penitentiair programma en het elektronisch toezicht


Bij brief van 12 februari 2001 verzocht u de Algemene Raad om commentaar bij het bovengenoemd conceptwetsvoorstel. Het conceptwetsvoorstel is voorwerp van bespreking geweest in de Adviescommissie Strafrecht van de Algemene Raad en binnen de Algemene Raad zelf. De commissie heeft het hierbij gevoegde preadvies uitgebracht. De Algemene Raad kan zich hiermee geheel verenigen.

Hoogachtend,



Marianne van der Kleij
Public Affairs

Bijlage.


       


PREADVIES
                van
                             de Adviescommissie Strafrecht

        inzake
Concept wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en
de Penitentiaire Beginselenwet in verband met
het penitentiair programma en het elektronisch toezicht.




1.        De Adviescommissie Strafrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten heeft met waardering kennis genomen van het opgemelde concept wetsvoorstel dat een logisch gevolg is van de nota Sancties in perspectief en het Masterplan DJI.

2.        Het wetsontwerp beoogt een drietal zaken te regelen, te weten het verruimen van de criteria voor deelname aan een penitentiair programma naar vrijheidsstraffen van minder dan een jaar, het beperken van combinatievonnissen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en een taakstraf voor wat de vrijheidsstraf betreft tot de lengte van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, en het verankeren van het elektronisch toezicht in de wet.

3.        De Adviescommissie kan zich gelet op hetgeen eerder is vastgesteld in de nota Sancties in perspectief met het voorstel verenigen, maar neemt de vrijheid de navolgende  kanttekeningen te plaatsen.

4.        In de nota Sancties in perspectief wordt op pagina 61 onder het hoofdje conclusies opgemerkt:

"Ten grondslag aan het Nederlandse sanctiestelsel ligt de verenigingstheorie. Deze combineert het repressieve doel van vergelding ( normbevestiging en herstel rechtsorde) met de doelen van sociale en generale preventie. Uit deze doelen vloeien deels aan elkaar tegengestelde inrichtingseisen voor het sanctiestelsel voort, vanuit de optiek van de delinquent enerzijds beperkend en anderzijds verruimend. Een evenwichtig sanctiestelsel naar de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties, vraagt om een geïndividualiseerde benadering, in een dynamisch perspectief."

1.        Mede op grond van deze overweging is ervoor gekozen om de criteria voor deelname aan een penitentiair programma te verruimen, en wel zodanig dat ook kortgestraften voor deelname in aanmerking kunnen komen. In de toelichting bij het concept wordt terecht opgemerkt dat er ook zinvolle programma's zijn op te zetten voor de duur van een maand, en voorts wordt vastgesteld dat deelname aan penitentiaire programma's slechts mogelijk is bij straffen van langer dan tien weken.

2.        Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat de wetgever ernaar streeft om daar waar zulks mogelijk en gewenst is, tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen veroordeelden in aanmerking te brengen voor deelname aan een penitentiair programma, zulks ter voorbereiding op de terugkeer in de samenleving. Waar  de mogelijkheid wordt verruimd door ook kortgestraften voor deelname in aanmerking te brengen, is het zonder nadere toelichting niet begrijpelijk dat in de Toelichting bij het concept wordt opgemerkt:  

"plaatsing in een penitentiair programma van gedetineerden met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van (beduidend) minder dan acht maanden, zal minder snel aan de orde zijn."

3.        In verband met de door de wetgever nader te noemen criteria is in het licht van de wenselijkheid van het toepassen van penitentiaire programma's in individuele gevallen evenmin zonder meer begrijpelijk de opmerking in de toelichting dat deelname aan een dergelijk programma geen recht maar een gunst is.

4.        De Adviescommissie beveelt de minister aan, aan beide aspecten in de toelichting extra aandacht te besteden.


Rotterdam, 17 april 2001



Adviescommissie Strafrecht
Mr. M. Wladimiroff, voorzitter,
namens deze: mr. E. van Liere, secretaris