Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Aan de leden van de Vaste commissie voor Justitie van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 1999

Dossiernummer: 3.2.7/1


Dames en heren,

Wetsvoorstel Adoptie door personen van hetzelfde geslacht (26 673)

Het bovengenoemde wetsvoorstel is voorwerp van bespreking geweest in de adviescommissie Echtscheidingsrecht van de Algemene Raad en binnen de Algemene Raad zelf. De commissie heeft bijgaand preadvies uitgebracht, waarmee de Algemene Raad zich geheel kan verenigen.

Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat adoptie door personen van hetzelfde geslacht slechts betrekking kan hebben op een Nederlands kind. De Algemene Raad beveelt aan dat die voorwaarde in de tekst van de wet zelf wordt opgenomen.

De Algemene Raad merkt vervolgens op dat het voorgestelde artikel 5 , derde lid, niet lijkt te zijn aangepast aan het wetsvoorstel Openstelling huwelijk (26 672). Indien een kind door adoptie in een familierechtelijke betrekking tot adoptanten die met elkaar gehuwd zijn komt te staan, dan is het mogelijk dat het kind twee vaders (met elkaar gehuwd) krijgt, dan wel twee met elkaar gehuwde moeders. Nu in artikel 5, derde lid, slechts wordt gesproken over de vader en de moeder gezamenlijk als mogelijke adoptanten, zal in die bepaling nader moeten worden opgenomen hoe bepaald wordt welke geslachtsnaam het kind zal hebben dat wordt geadopteerd door twee vaders of twee moeders.

Verder vraagt de Algemene Raad aandacht voor de voorgestelde voorwaarde "dat moet vaststaan dat het kind niets meer van zijn ouders te verwachten heeft." Dit nieuwe criterium betekent in feite een verzwaring van de adoptie-vereisten. De Algemene Raad vraagt zich af of er onderzoek is gedaan naar de noodzaak hiervan. Daarnaast lijkt het een vrijwel onoverkomelijke drempel. Immers nooit valt met zekerheid te voorspellen of in de verdere toekomst het kind nog iets van zijn of haar ouders heeft te verwachten. Daarbij kunnen de uitleg en de toepassing van deze bepaling door de rechter tot grote verschillen leiden. Dat is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid. De Algemene Raad pleit daarom voor eenduidige criteria. Aangenomen dat het niet de bedoeling is dat adoptie onmogelijk wordt gemaakt, beveelt de Algemene Raad aan om de woorden "vast staat dat" te wijzigen in "aannemelijk gemaakt is dat".  

In de Memorie van Toelichting wordt vervolgens verwezen naar andere wetsvoorstellen die in voorbereiding zijn. De wetsvoorstellen betreffen het verbinden van erfrechtelijke gevolgen van het gezamenlijk gezag c.q. het automatisch laten ontstaan van gezamenlijk gezag bij de geboorte van het kind binnen de huwelijkseof partnerschaprelatie van twee personen van hetzelfde geslacht. De Algemene Raad adviseert ter bescherming van het kind daarbij tevens te regelen de mogelijkheid van erkenning van een ongeboren kind door de echtgenoot of de geregistreerde partner van hetzelfde geslacht. Hierdoor zouden in ieder geval de gewenste erfrechtelijke gevolgen gerealiseerd kunnen worden (wanneer bijvoorbeeld de niet-biologische moeder zou voor-overlijden). In dit verband wijst de Algemene Raad erop dat sinds 1 januari 1998 wettelijk de mogelijkheid van gezamenlijk gezag of voogdij van een ouder en zijn of haar partner over een kind bestaat, waarmee de belangen van het kind ook in een man/man- of vrouw/vrouw-relatie goed worden gediend.

Gezien de diverse in voorbereiding zijnde wetgeving, die samen met dit wetsvoorstel en met wetsvoorstel 26 672 (Openstelling huwelijk) een sluitend geheel moet vormen, adviseert de Algemene Raad af te wachten tot alle voorliggende wetsvoorstellen tezamen kunnen worden behandeld, opdat een homogeen geheel ontstaat.

Tenslotte wijst de Algemene Raad erop dat de beoogde regeling in internationaal opzicht een unieke positie voor Nederland zal opleveren, hetgeen ook bezwaarlijk kan worden geacht.

Voor het overige verwijs ik u graag naar bijgevoegd preadvies.

Met vriendelijke groet,

Florine Bouritius

Advisering wetgeving

PREADVIES

van de Adviescommissie Echtscheidingsrecht

inzake

Adoptie door Personen van Hetzelfde Geslacht

(Wetsvoorstel 26 673)

Met betrekking tot de Wet Adoptie door Personen van Hetzelfde Geslacht (26 673) komt de Adviescommissie Echtscheidingsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten tot de volgende bemerkingen.


Voor dit wetsontwerp onderschrijft de Commissie de conclusies van de Raad van State. Overigens merkt de Commissie op dat zij minder bezwaren heeft tegen dit wetsontwerp dan tegen het wetsontwerp 26672 (Openstelling Huwelijk).
Daarbij maakt de Commissie de volgende opmerkingen:

Dit wetsontwerp beoogt klaarblijkelijk een aanpassing aan de reeds thans in de maatschappij bestaande situatie.
Daarentegen kan de vraag gesteld worden of deze adoptie noodzakelijk is naast de reeds thans bestaande gezags- en voogdijvoorzieningen. De Commissie meent dat ten deze in ieder geval een hoge drempel gehandhaafd zal moeten blijven.
De internationale aspecten van deze adoptie worden als een groot bezwaar gezien.

Wat zal geschieden indien een kind dat volgens deze Wet geadopteerd is in het buitenland woont en vervolgens, aldaar, opgeëist wordt door de natuurlijke ouder (die spijt heeft gekregen).
Wanneer de adoptie gezien wordt als in het belang van het kind is het onderscheid tussen Nederlandse en buitenlandse kinderen niet goed verklaarbaar.

Uit de memorie van toelichting blijkt dat adoptie door personen van hetzelfde geslacht alleen betrekking heeft op Nederlandse kinderen. Het lijkt gewenst dit ook duidelijk in de Wet op te nemen.

Onderdeel A artikel 5 lid 3
Deze tekst lijkt niet te zijn aangepast aan de Wet Openstelling Huwelijk. Immers indien een kind door adoptie een familierechtelijke betrekking tot adoptanten die met elkaar gehuwd zijn komt te staan, dan is het mogelijk dat het kind twee vaders (met elkaar gehuwd) krijgt, dan wel twee met elkaar gehuwde moeders. In artikel 5 zal derhalve nader moeten worden opgenomen hoe bepaald wordt welke geslachtsnaam het kind zal hebben.

Onderdeel D artikel 227
De Commissie heeft ernstige bezwaren tegen de voorwaarden "dat moet vast staan dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders te verwachten heeft".
Dit nieuwe criterium betekent in feite een verzwaring van de adoptievereisten. De Commissie vraagt zich af of er onderzoek is gedaan naar de noodzaak hiervan. Daarnaast lijkt het een vrijwel onoverkomelijke drempel. Immers nooit valt met zekerheid te voorspellen of in de verdere toekomst een kind nog iets van zijn / haar ouders heeft te verwachten. Daarbij kan de uitleg en de toepassing van deze bepaling door de rechter tot grote verschillen leiden.
Dit is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid. De Commissie pleit voor eenduidige criteria.
Wanneer het niet de bedoeling is om adoptie onmogelijk te maken, beveelt de Commissie aan om de woorden "vast staat dat" te wijzigen "aannemelijk gemaakt is dat".

Onderdeel G artikel 253b
De vorgestelde veranderingen verwijzen naar de tekst van dit artikel zoals dat luidde voor 17 februari 1999.
In de memorie van toelichting wordt verwezen naar afzonderlijke wetsvoorstellen die in voorbereiding zijn. De wetsvoorstellen betreffen het verbinden van erfrechtelijke gevolgen aan het gezamenlijk gezag c.q. het automatisch laten ontstaan van gezamenlijk gezag bij geboorte van het kind binnen de huwelijkse of partnerschap relatie van twee personen van hetzelfde geslacht. De Commissie adviseert in het kader van de bescherming van het kind daarbij tevens te regelen de mogelijkheid van erkenning van een ongeboren kind door de echtgenoot of de geregistreerde partner van hetzelfde geslacht. Hierdoor zouden in ieder geval de gewenste erfrechtelijke gevolgen gerealiseerd kunnen worden (wanneer bijvoorbeeld de niet-biologische moeder zou voor-overlijden).
Gezien de diverse in voorbereiding zijnde wetgeving, die samen met de onderhavige wetgeving een sluitend geheel moet vormen, adviseert de Commissie af te wachten tot alle voorliggende wetsvoorstellen tezamen kunnen worden behandeld, opdat een homogeen geheel ontstaat en geen lappendeken van diverse regelingen die niet (volledig) op elkaar aansluiten.

Groningen, 1 oktober 1999


C.M. Pannekoek-Dubois

W.H. van Eck