Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De heer mr. A.H. Korthals
Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH  Den Haag





Den Haag,  30 mei 2000
Doorkiesnummer        070 – 335 35 13
E-mail                        b.vandorp@advocatenorde.nl
Dossiernummer        3.4.3




Mijnheer de Minister,

Betreft:         Wijziging van de artikelen 7:653 en 7:658 BW (Concurrentiebeding)


Bij brief van 15 maart 2000 verzocht u de Algemene Raad om commentaar op het concept wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 7:653 en 7:685 BW.
                               
Het concept wetsvoorstel is voorwerp van bespreking geweest in de adviescommissie Arbeidsrecht van de Algemene Raad en binnen de Algemene Raad zelf. De commissie heeft het hierbij gevoegde preadvies uitgebracht. De Algemene Raad kan zich hiermee geheel verenigen.

De voorgestelde mogelijkheid een verzoek tot ontbinding met een verzoek tot gehele dan wel gedeeltelijke ontheffing van een concurrentiebeding te combineren wordt toegejuicht. Er mag geen misverstand over bestaan dat artikel 7:653 alleen betrekking heeft op het concurrentiebeding en niet tevens op het relatiebeding. Verder dient duidelijk te zijn dat de werkgever de vergoeding uitsluitend is verschuldigd indien hij zich op het concurrentiebeding beroept.

Het zou overweging verdienen alle procedures tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een concurrentiebeding met een verzoekschrift te laten aanvangen. Daarmee wordt voorkomen dat daar verschillende procedures voor gaan gelden. Er is geen enkele grond een appelverbod in te stellen, ook niet in het geval de beschikking mede een ontbinding ex artikel 7:685 BW behelst. Bij de regeling van de vergoeding dienen WW-aanspraken en aanspraken die daar naar aard en strekking mee overeenkomen, in de beschouwing te worden betrokken. Ook moet worden aangegeven om welke loonbestanddelen het gaat. De bepaling dat de werkgever die in staat van faillissement is verklaard aan een concurrentiebeding geen rechten kan ontlenen dient nader op haar merites te worden getoetst. Voor lopende bedingen zou een overgangsregeling moeten worden getroffen.

Voor het overige verwijs ik u graag naar bijgevoegd preadvies.

Hoogachtend,



Barbara van Dorp
Public Affairs




Bijlage.1






De heer dr. W.A.F.G. Vermeend,
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Postbus 90801
2509 LV Den Haag





Den Haag,  30 mei 2000
Doorkiesnummer        070 – 335 35 13
E-mail                        b.vandorp@advocatenorde.nl
Dossiernummer        3.4.3





Mijnheer de Minister,

Betreft:         Wijziging van de artikelen 7:653 en 7:658 BW (Concurrentiebeding)

Bij brief van 15 maart 2000 verzocht de Minister van Justitie, mede namens u, de Algemene Raad om commentaar op het concept wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 7:653 en 7:658 BW (Concurrentiebeding).

Hierbij treft u in kopie aan het preadvies dat heden namens de Algemene Raad aan de Minister van Justitie is gezonden.


Hoogachtend,




Barbara van Dorp
Public Affairs



Bijlage.





PREADVIES
van de Adviescommissie Arbeidsrecht
inzake
Concept wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 7:635 en 7:685 BW
(concurrentiebeding)



1.        In de tekst van artikel 7:653 lid 1 zou met betrekking tot de thans te introduceren vergoeding duidelijk moeten worden gemaakt of de vergoeding ook moet worden betaald indien de werkgever eerst het concurrentiebeding heeft willen handhaven en pas daarna bereid is gebleken daarvan ontheffing te verlenen. Onderscheid zou gemaakt moeten worden tussen de situaties dat het beding reeds is ingetrokken voorafgaand aan een opzegging, dan wel tijdens de opzegtermijn, dan wel na het einde van het dienstverband. Immers, een werknemer die gebonden is aan een concurrentiebeding wordt de mogelijkheid ontnomen om vrijelijk een andere werkkring te zoeken en pas nadat hem ontheffing is verleend weet hij dat hij vrijelijk kan zoeken. Aandacht zal ook besteed moeten worden aan de verhouding van deze vergoeding tot de aanspraak op WW-uitkering, terwijl voorts duidelijk moet zijn dat het om een bruto bedrag gaat en wat in dit verband onder loon moet worden verstaan.

2.        Met betrekking tot de in artikel 7:653 lid 4 opgenomen bepaling dat de werkgever geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding indien hij in staat van faillissement is verklaard moet worden overwogen of die bepaling wel wenselijk is. Immers, in geval van faillissement heeft de curator de verplichting om ten behoeve van de crediteuren (met inbegrip van de werknemers) tot een zo goed mogelijke afwikkeling van de boedel te komen, hetgeen kan betekenen dat een lopend bedrijfsonderdeel wordt overgedragen en het daarbij van belang kan zijn dat bestaande concurrentiebedingen gehandhaafd blijven. De in de Memorie van Toelichting op blz. 6opgenomen toelichting overtuigt niet. Immers, ook in andere gevallen (men denke aan ontslag van bestuurders van naamloze en besloten vennootschappen, einde overeenkomsten voor bepaalde tijd etc.) is het BBA niet van toepassing. Zou het niet voldoende zijn dat de rechter bij een procedure over geheel of gedeeltelijke vernietiging het feit van het faillissement in zijn oordeel laat meewegen?

3.        Het voorgestelde artikel 7:653 lid 5 lijkt, maar daarom staat het ook misschien tussen haken, niet wenselijk omdat het uitgangspunt is volgens lid 1 dat een concurrentiebeding kan worden gesloten en vervolgens via lid 6 een correctie (geheel of gedeeltelijke vernietiging door de rechter) mogelijk is. Het is eveneens onwenselijk om in lid 5 en lid 6 verschillende toetsen/toetscriteria op te nemen.

4.        Met betrekking tot de voorgestelde wijziging van artikel 7:685 moet de vraag gesteld worden waarom niet alle procedures tot geheel of gedeeltelijke vernietiging van artikel 653 lid 6 beter via de verzoekschriftprocedure, dus ook los van een ontbindingsprocedure, beslecht zouden kunnen worden. Dat zou de voorkeur verdienen om te voorkomen dat verschillende procedures op dit punt nodig zouden zijn. In dat geval behoeft geen wijziging van artikel 7:685 worden opgenomen maar moet worden bepaald dat op de procedure van artikel 7:653 lid 6 de verzoekschriftprocedure van artikel 429a e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing is.

5.        Uitgaande van de sub 4 geadviseerde oplossing is er geen reden om voor de verzoekschriftprocedure van artikel 7:653 lid 6 hoger beroep uit te sluiten. Immers, een discussie over concurrentiebeding speelt niet alleen in de situatie dat een arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens gewichtige redenen ex artikel 7:685, maar ook in de situatie dat een werknemer zelf ontslag neemt, of (al of niet met toestemming ex artikel 6 BBA) wordt opgezegd, in welk laatste geval eventueel een procedure wegens kennelijk onredelijk ontslag ex artikel 7:681 met hoger beroep en cassatie mogelijk is. De uitsluiting van hoger beroep bij artikel 7:685 BW is een uitzondering op de hoofdregel dat een procedure in twee instanties kan plaatsvinden en er is, mede
in het licht van het voorgaande, geen aanleiding om die uitsluiting door te trekken tot andere arbeidsrechtelijke procedures.



Rotterdam, 8 mei 2000
Adviescommissie Arbeidsrecht