Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Aan de Leden van de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer

Den Haag, 7 december 1995

Zeer geachte Dames en Heren,

De Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocatenm en de Koninklijke Notariële Broederschap heeft aan beide organisaties gerapporteerd inzake het wetsontwerp 24255, wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de jaarrekening van stichtingen en verenigingen die een onderneming in stand houden.

De beide organisaties hebben zich achter de inhoud van de rapportage gesteld.
We hebben het genoegen u hierbij het rapport aan te bieden.



Namens de Nederlandse Orde van Advocaten,                        Namens de Koninklijke Notariële Broerderschap,




deken                                                                Mr A.H.M. Rieter
                                                                voorzitter                                                        
Van de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht met betrekking tot Wetsontwerp 24 255 inzake Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek terzake van de jaarrekening van stichtingen en verenigingen die een onderneming in stand houden.
29 november 1995

1.        Opdracht

De vaste commissie voor Justitie heeft de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Noteriële Broederschap om commentaar gevraagd op Kamerstuk 24 555 inzake de jaarrekening van stichtingen en verenigingen die een onderneming in stand houden. De beide beroepsorganisaties hebben de door hen tezamen ingestelde Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht verzocht daartoe een rapport op te maken.

2.        Conclusie

De Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht ( hierna : de Commissie ) is na bestudering van de stukken tot de conclusie gekomen dat het wetsvoorstel moet worden toegejuicht. De Commissie onderschrijft de uitgangspunten en doeleinden die in de Memorie van Toelichting zijn uiteengezet.
De Commissie heeft op enkele onderdelen commentaaar, dat hierna wordt uitengezet.

3.        Rechtsgelijkheid en concurrentieverhoudingen. Crediteurenbescherming

Het Wetsontwerp strekt er toe op " commerciële " verenigingen en stichtingen een verplichting tot het maken van een jaarrekening op te leggen.
De reden voor de uitbereiding is volgens de Memorie van Toelichting dat vanuit het jaarrekeningenrecht geen wezelijk verschil met andere, wel jaarrekeningplichtige, rehtspersonen bestaat.
Uit een oogpunt van rechtsgelijkheid en eerlijke concurrentieverhoudingen is er juist veel voor te zeggen de verslaggeving van deze stichtingen en verenigingen zoveel mogelijk onder hetzelfde rechtsregime te brengen als de overige rechtspersonen en organisaties die al onder het regime van Titel 9 vallen, aldus de Memorie van Toelichting.
De Commissie stemt met deze gedachtengang in.
De Memorie van Toelichting maakt melding van het standpunt van de Raad van Ned. Wergeversbonden, die bescherming van crediteuren onvoldoende acht om een introductie van jaarrekeningenverplichtingen voor bepaalde stichtingen en verenigingen te rehtvaardigen, mede gelet op de lastenverzwaring.
De Commissie merkt naar aanleiding hiervan het volgende op. Zoals uit de aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting blijkt beoogt het wetsvoorstel de rechtsgelijkheid en eerlijke concurrentieverhoudingen te bevorderen.
Van bescherming van crediteuren is niet met zoveel woorden sprake. De Commissie is van oordeel dat er ook uit een oogpunt van crediteurenbescherming alles voor te zeggen is de commerciële verenigingen en stichtingen een jaarrekeningplicht, en daarmee ook een publicatieplicht overeenkomend met die van de andere commerciële rechtspersonen op te leggen. De Commissie beveelt aan ook deze gelijkheid van crediteurenbescherming met zoveel woorden als beweegreden te noemen.

4.        Toepassingsgebied

Jaarrekeningplichtig worden de stichting en de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die een of meer ondernemingen in stand houden welke in het handelsregister moeten worden ingeschreven. Daartoe wordt aan artikel 360 een nieuw lid toegevoegd dat de titel Jaarrekening op hen van toepassing verklaart.
Dat het doel van een stichting of vereniging niet op winstuitdeling gericht mag zijn staat, volgens de Memorie van Toelichting, aan de toepasselijkheid niet in de weg.
Het enige criterium is het ondernemingsbegrip volgens de Handelsregisterwet :
Het gaat derhalve om ondernemingen welke in het algemeen gerekend worden tot het bedrijfsleven . zij opereren op een markt, zij treden in concurrentie met elkaar.
Aldus de Memorie van Toelichting.
De Commissie stemt met deze gedachtengang in.
De Commissie vraagt zich af waarom de vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid buiten het voorgestelde regime blijft. Ook een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid kan een onderneming in stand houden die haar tot commerciële rechtspersoon maakt.
De onvolledigheid van rechtsbevoegdheid bestaat slechts hierin dat de vereniging geen registergoederen kan verkrijgen en geen erfgenaam kan zijn. Niets staat haar de uitoefening van een onderneming in de weg . Uit de Memorie van Toelichting blijkt niet waarom deze uitzondering wordt gemaakt. Naar het oordeel van de Commissie zou een niet te rechtvaardigen ongelijkheid tussen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en de vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid ontstaan indien deze uitzonderingspositei wordt gehandhaafd.
Indien de vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid onder het bereik van het voorgestelde regime wordt gebracht ligt het voor de hand de vereniging te verplichten tot inschrijving in het verenigingenregister.

5.Vermelding netto-omzet

Iedere commerciële vereniging of stichting moet bij de staat van baten en lasten de netto-omzet van de onderneming(en) vermelden (artikel 48 en 299a  nieuw)
Indien de netto-omzet de helft of meer bedraagt van het in artikel 396 lid 1 onder b bedoelde bedrag , is de titel Jaarrekening van toepassing. Laatstbedoeld bedrag beloopt sinds 16 februari 1995,  fl.12 mln. ( KB van 25 januari 1995, Stb. 50 ) De verhoging van fl. 10 mln naar fl. 12 mln is voor het eerst van toepassing op de jaarrekening c.a. over het boekjaar dat begint op of na 1 januari 1995.
Dit komt neer er op neer dat de commerciële vereniging en stichting met een netto-omzet van fl. 6 mln of meer, hun jaarstukken moeten inrichten en publiceren overeenkomstig Titel 9 van Boek 2 BW.
De verplichting tot vermelding van de netto-omzet is opgenomen om te kunnen controleren of er een jaarrekening-plicht is.
Op de niet-nakoming van deze verplichting is geen strafrechtelijke sanctie gesteld. In de opsomming van artikel 1 onder 4 van de Wet op de economische delicten dat ook op de onderhavige stichtingen en verenigingen toepasselijk wordt verklaard komen de artikelen 48 lid 3 en 299a niet voor.
Het niet opmaken van een jaarrekening en het niet laten verrichten van accountscontrole zijn wel economische delicten. De opsporingsambtenaren kunnen dus niet nagaan of aan de verplichting tot vermelding van de netto-omzet is voldaan. Indien een vermoeden bestaat dat de vereniging of stichting jaarrekeningplichting is en er heeft geen publicatie plaats gehad, dan moet bewezen worden dat de netto-omzet fl. 6 mln op meer beloopt.
Hier doet zich dan de vraag voor naar de aard van de bevoegdheden van de opsporingsinstanties. Kunnen zij met gebruikmaking van bijv. art 19 WED zonder meer de staat van baten en lasten opvragen, of moet er sprake zijn van verdenking in de zin van artikel 27 lid 1 WvSV ? het gaat hier om het verschil tussen opsporingsbevoegdheden en zgn. controlebevoegdheden, waarvan laatstelijk o.m. in het proefschrift van D.R. Doorenbos belangwekkende beschouwingen zijn gewijd. ( Zie p.22 e.v. waarvan copie bijgaand )
Indien zou moeten worden vastgesteld dat de nieuwe artikelen 48 lid 3 en 299 a een dode letter zullen blijven, wordt naar het gevoelen van de commissie niet voldaan aan de eis van rechtsongelijkheid tussen de commerciële verenigingen en stichtingen enerzijds en de andere commerciële rechtspersonen anderzijds wordt opgeheven.
In dit verband wijst de Commissie er nog op dat indien de jaarstukken van een vereniging of stichting worden onderzocht door een account, deze tot tak heeft om na te gaan of aan artikel 48 lid 3 resp. artikel 299a is voldaan. Bij ontbreken van accountscontrole of een raad van commissarissen moeten de jaarstukken van een vereniging worden onderzocht door een zgn, kascommissie. Kan van deze personen worden verwacht dat zij nagaan of de omzet vermeld wordt ?
Bij de stichting is er niemand die de jaarstukken controleert. Slechts langs de moeizame weg van art. 297 kan worden nagegaan of de staat van baten en lasten aan de wet voldoet.

6. Artikel 49 lid 4 nieuw

 De Commissie meent dat het slot van dit lid duidelijker zou moeten worden geredigerd bijv. als volgt :
....Met dien verstande dat onder stukken wordt verstaan de stukken die volgens lid 1 van dit artikel moeten worden overgelegd.