Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Ministerie van Financiën
Afdeling Verzekeringswezen
T.a.v. de heer Mr J.J. Camman
Postbus 20201
2500 EE  DEN HAAG




Den Haag, 27 maart 1996
Uw kenmerk: BGW96-2633M                
Ons kenmerk: H/el
Doorkiesnr.: 070 - 33 53 511




Geachte heer Camman,

Betreft: Advies concept-wetsvoorstel n.a.v. de evaluatie inzake Vie d'Or

Bij brief van 11 november j.l. verzocht u de Nederlandse Orde van Advocaten om advies op het hiervoor bedoelde concept-wetsvoorstel. De Algemene Raad heeft uw brief en het concept-wetsvoorstel voorgelegd aan zijn Adviescommissie Faillissementsrecht. Het daarover door de Adviescommissie uitgebrachte advies treft u hierbij aan.

Hoogachtend,



F. Heemskerk
algemeen secretaris


Bijlage

* * *

Pre-advies
van de
Adviescommissie Faillissementsrecht
van de
Nederlandse Orde van Advocaten

inzake

concept-wetsvoorstel n.a.v. de evaluatie inzake Vie d'Or

De evaluatie inzake Vie d'Or heeft geleid tot een voorstel tot wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV 1993). Met dit voorstel wordt beoogd de systematiek van de noodregeling (een regeling, die voor wat het verzekeringsbedrijf betreft in de plaats komt van de surséance van betaling, art. 155 lid 3 WTV 1993) ingrijpend te wijzigen door de toezichthoudende taak en de taak van beheerder en vereffenaar, beide tot op heden opgedragen aan de Verzekeringskamer, te scheiden en de taak van beheerder en vereffenaar op te dragen aan door de rechtbank te benoemen bewindvoerders.

Deze scheiding van taken heeft onze instemming. Wij steunen eveneens de opzet om beheer en vereffening tijdens de noodregeling op te dragen aan door de rechtbank te benoemen bewindvoerders. Met deze opzet wordt aansluiting gezocht bij de regeling voor surséance van betaling. Daarmee is gekozen voor dezelfde opzet als die van de Wtk 1992. Met het oog op het specifieke karakter van het verzekeringsbedrijf (en het kredietwezen) is in deze noodregeling(en) in materieel opzicht (zoals het solvabiliteitscriterium, specifieke regeling portefeuilleoverdracht etc.) afgeweken van de surséance van betaling, doch er is geen goede reden om qua formele opzet daarvan af te wijken. Integendeel, bij Vie d'Or is gebleken dat aan de opzet in de WTV 1993 grote bezwaren kleven.

Bij de uitvoering van bedoelde scheiding van taken dient onderscheid gemaakt te worden tussen de verhouding van de bewindvoerders en de rechtbank en die van bewindvoerders en de Verzekeringskamer.

Rechtbank - bewindvoerders

In de WTV-noodregeling was de Verzekeringskamer bij de uitoefening van haar taak als beheerder en vereffenaar in wezen almachtig. Wanneer de rechtbank eenmaal de machtiging als bedoeld in art. 156 lid 2 WTV 1993 had gegeven, bleef deze van kracht totdat zij op verzoek van de Verzekeringskamer door de rechtbank was ingetrokken (art. 157 lid 3 WTV 1993) danwel totdat de verzekeraar op verzoek van de Verzekeringskamer in staat van faillissement was verklaard (art. 169 lid 5 WTV 1993).

In het wetsontwerp is in overeenstemming met de Wtk-noodregeling opgenomen dat de rechtbank op verzoek van bewindvoerders of ambtshalve aan de noodregeling een einde kan maken (art. 157 lid 3 WTV 1993). Eveneens in navolging van de Wtk-noodregeling is bepaald dat de rechtbank een bewindvoerder door een ander kan vervangen of kan ontslaan, onder meer op verzoek van de Verzekeringskamer of een of meer schuldeisers danwel ambtshalve.

Te overwegen ware het instituut van rechter-commissaris te introduceren. Dit is in 1976 bij surséance van betaling ingevoerd, als benoemingsmogelijkheid voor de rechtbank. In art. 73 lid 2 Wtk 1992 kunnen bewindvoerders de rechtbank verzoeken een rechter-commissaris te benoemen.

Bewindvoerders zijn voor wat betreft de uitoefening van hun door de rechtbank opgedragen taak verantwoording verschuldigd aan de rechtbank. Zie MvT 2.1 (pag. 34). Naar onze mening is in het wetsontwerp in voldoende mate vorm gegeven aan dit uitgangspunt. Eventueel kan de benoeming van een rechter-commissaris worden ingevoerd. Zie ook hierna (pag. 4, 2e alinea).

Wij zijn van mening dat dit niet betekent dat de bewindvoerders met de rechter in feite het bestuur van de verzekeraar vormen (zie MvT O (pag. 45)). De bewindvoerders oefenen krachtens de wet na benoeming door de rechtbank de bevoegdheden van bestuurders (en commissarissen!) uit. Hun handelen kan niet (mede) aan de benoemende rechtbank worden toegerekend.

Wij zijn van mening dat de desbetreffende passage uit de MvT dient te worden geschrapt.
Verzekeringskamer - bewindvoerders

In de WTV 1993 waren "toezicht" en "beheer/vereffening tijdens de noodregeling" beide aan de Verzekeringskamer opgedragen. De wetgever behoefde niet te regelen hoe de uitoefening van de ene taak zich verhield tot de uitoefening van de andere. Dat was aan de Verzekeringskamer overgelaten.

In de MvT wordt aangegeven dat de Verzekeringskamer haar toezichthoudende taak over betrokken verzekeraar tijdens de noodregeling behoudt (zie MvT 2.1 (pag. 34)). Dit lijkt ook het geval te zijn met de Nederlandse Bank in de Wtk.
Toepassing van de noodregeling is één van de maatregelen, die door de Verzekeringskamer kan worden genomen naar mate de financiële toestand van een verzekeraar verslechtert (vgl. MvA Wtk, zitting 1974-1975, no. 11068, pag. 8-9).

Daarmee is echter niet gezegd dat de Verzekeringskamer ook specifiek op het beheers- en vereffeningswerk van de bewindvoerders toezicht moet houden en dienaangaande aanwijzingen zou kunnen geven. Dit is in strijd met het uitgangspunt, dat bewindvoerders verantwoording moeten afleggen aan de rechtbank. Daarbij blijft onverlet het (algemene) toezicht van de Verzekeringskamer voor zover tijdens de noodregeling nog relevant.

Wij zijn dan ook van mening dat de navolgende passage in de MvT (MvT O, pag. 45) verwarrend is en dient te worden geschrapt.
        "De Verzekeringskamer houdt ook in die gevallen toezicht op de "afwikkelende" verzekeraar. Zij kan dan ook aanwijzingen geven aan de bewindvoerders, die door de rechter geëerbiedigd moeten worden."

Misschien is het nodig de bevoegdheden van de rechtbank, de Verzekeringskamer en de bewindvoerders nauwkeuriger te omlijnen. Daartoe kan de hierboven reeds gesuggereerde regeling als die van art. 73 lid 2 Wtk, inhoudende dat op verzoek van de bewindvoerders de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris benoemt, die toezicht houdt op de vereffening .... dienstig zijn. A contrario ligt dit toezicht dan niet bij de Verzekeringskamer.

Weliswaar is art. 73 lid 1 Wtk (ook) niet overgenomen, doch het lijkt ons dat dit gedaan is omdat dit artikel overbodig is naast de artt. 156 en 165 WTV 1993 en niet omdat in twijfel getrokken zou moeten worden dat bewindvoerders onafhankelijk zijn en de rechtbank c.q. de rechter-commissaris bij uitsluiting van de Verzekeringskamer toezicht op hen uitoefent.

Varia

Het wetsontwerp gaat uit van de benoeming van één of meer bewindvoerders (art. 156 lid 2 nieuw). Daarna wordt steeds gesproken over bewindvoerders.

Tenslotte menen wij dat aan art. 170 (nieuw) naar analogie van art. 227 lid 2 Fw een tweede lid dient te worden toegevoegd:
        "De termijn, bedoeld in het vorige lid, kan door de rechter-commissaris zo die is benoemd of, bij gebreke van dien, door de rechtbank worden verlengd."
Met dit tekstvoorstel zijn wij vooruitgelopen op toevoeging van de mogelijkheid om een rechter-commissaris te benoemen.

Mede gezien het tijdsbestek, dat ons voor advisering openstaat, hebben wij het bij deze opmerkingen moeten laten.


Den Haag, 27 maart 1996