Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Ministerie van Justitie
Directie Wetgeving
t.a.v. de weledelgestrenge heer Mr F.R. Salomons
Postbus 20301
2500 EH  DEN HAAG

Den Haag, 21 september 1998
Ons kenmerk: C0983901.CH

Betreft:                 Voorbereiding wetsvoorstel titel 7.13 NBW

Geachte heer Salomons,

Bijgaand zend ik u, onder verwijzing naar uw brief van 3 juni jl., het advies dat de gecombineerde commissie vennootschapsrecht heeft uitgebracht over de vraagpunten a, b en d die door Prof. Mr J.M.M. Maeijer zijn geformuleerd in het kader van het op te stellen wetsvoorstel over de personenvennootschap. Over vraagpunt c zal een afzonderlijk advies worden uitgebracht.

De beide beroepsorganisaties hebben zich achter de inhoud van het advies gesteld. Per gelijke post werd een exemplaar van het advies gezonden aan de Vereniging "Handelsrecht".

Hoogachtend,

C. Heck-Vink,
secretaris.
Advies van de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht

van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

over de voorbereiding voor een wetsvoorstel betreffende titel 7.13 NBW.

De Gecombineerde Commissie heeft op 3 juni 1998 van het Ministerie van Justitie het verzoek gekregen om advies uit te brengen over de vraagpunten die in een notitie van Prof. Mr J.M.M. Maeijer d.d. 20 mei 1998 aan de orde zijn gesteld naar aanleiding van een ontwerp van wet betreffende de (personen)vennootschap: titel 7.13 NBW.

Prof. Mr Maeijer stelt de volgende vraagpunten aan de orde:

a.        Moet aan de openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid worden toegekend?

b.        Indien vraag a. bevestigend wordt beantwoord: 1. op welke  wijze en wanneer dient de rechtspersoonlijkheid te ontstaan en 2. dient de figuur van de niet-rechtspersoonlijkheid bezittende openbare vennootschap (vennootschap onder firma, of commanditaire vennootschap) onmogelijk te worden gemaakt, en zo ja hoe?

c.        Moet de figuur van de commanditaire vennootschap op aandelen opnieuw worden ingevoerd?

d.        Moet de persoonlijke verbondenheid c.q. aansprakelijkheid van vennoten voor verbintenissen van een openbare vennootschap (in het bijzonder gericht op beroepsuitoefening) op dezelfde wijze worden geregeld als bij de vennootschap onder firma (hoofdelijke verbondenheid)?

Ad a en b

1.        De Gecombineerde Commissie meent dat de praktijk behoefte heeft aan de figuur van de vennootschap met rechtspersoonlijkheid.

2.        Het voordeel van toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de vennootschap is dat het duidelijk is wie als subject fungeert van het vennootschapsvermogen en duidelijk is wie namens de rechtspersoon bevoegd is rechtshandelingen ten aanzien van het vermogen te verrichten en dat minder problemen lijken te ontstaan in geval van uittreden van vennoten.

3.        Toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de vennootschap dient niet gepaard te gaan met een wijziging van het huidige fiscale regime, waarbij vooral de fiscale transparantie en de vrijstelling van overdrachtsbelasting van groot belang blijven.

4.        De Gecombineerde Commissie tilt minder zwaar aan het bezwaar dat een vennootschap met rechtspersoonlijkheid een tweeslachtig karakter zou hebben: de (verbintenisrechtelijke) betrekkingen tussen de vennoten in zulk een rechtspersoon worden door de overeenkomst van vennootschap beheerst en niet door eigen interne regels van specifieke aard zoals bij de rechtspersonen van Boek 2 BW het geval is. Ook het EESV heeft een tweeslachtig karakter en in de ons omringende landen blijken met de vennootschap vergelijkbare figuren soms wel en soms niet rechtspersoonlijkheid te bezitten, zonder dat dat kennelijk op overwegende bezwaren stuit.

5.        De Gecombineerde Commissie is voorts van mening dat rechtspersoonlijkheid aan de vennootschap moet worden toegekend niet door materiële criteria, maar doordat de betrokken partijen voldoen aan formele criteria: dat de overeenkomst van vennootschap wordt verleden bij notariële akte, waarin partijen uitdrukkelijk kiezen voor rechtspersoonlijkheid, gevolgd door (niet-constitutieve) inschrijving van de vennootschap/rechtspersoon in het handelsregister. Uit de naam van de vennootschap moet blijken dat hij rechtspersoonlijkheid heeft, bijvoorbeeld door de toevoeging van bepaalde letters.

6.        Een en ander impliceert dat aan de vennoten de keuze wordt gelaten om aan hun vennootschap al dan niet rechtspersoonlijkheid toe te kennen. Kiezen zij voor rechtspersoonlijkheid dan zal voldaan moeten worden aan de formele eisen zoals hiervoor weergegeven. Indien men aanvaardt dat rechtspersoonlijkheid door de vennootschap slechts verkregen kan worden door een notariële akte, moet men ook aanvaarden dat er vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (blijven) bestaan, tenzij deze vormen uitdrukkelijk zouden worden verboden. Een dergelijk verbod lijkt niet wenselijk en zou bovendien tot allerlei overgangsproblemen kunnen leiden. . Indien de vennoten van een "echte" stille vennootschap zouden kiezen voor rechtspersoonlijkheid, impliceert die keuze dat de vennootschap toch in zekere zin naar buiten zal moeten optreden, alleen al doordat zij ingeschreven wordt in het Handelsregister en een naam moet voeren waarin bepaalde letters zijn toegevoegd. De vennoten van een "echte" stille vennootschap zullen die consequenties bij het maken van hun keuze moeten verdisconteren. Indien een dergelijke beperkte openbaarheid op bezwaren stuit, zullen zij de voorkeur aan een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid  moeten geven.

7.        De Gecombineerde Commissie meent dat het wenselijk is dat de wetgever voor beide vormen van vennootschap een uitgewerkte regeling geeft, die grotendeels van aanvullend recht kan zijn. Voor zover partijen bij de overeenkomst van vennootschap niet anders overeenkomen, gelden de wettelijke bepalingen.  Voor de niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap verdient het overweging om nadere wettelijke regelingen te treffen ter voorkoming van de complicaties die vooral in geval van beëindiging van het lidmaatschap kunnen optreden. Met name in geval van beëindiging van het lidmaatschap van een vennootschap door of ten aanzien van één van de vennoten kunnen praktische complicaties ontstaan. Het verdient daarom aanbeveling om als regel van aanvullend recht te aanvaarden dat de vennootschap tussen meer dan twee vennoten niet eindigt door het overlijden, het faillissement en wat dies meer zij van een vennoot en dat de overblijvende vennoten        Vermoedelijk is een dergelijk voortzettingsbeding als regel van aanvullend recht ook wenselijk in een vennootschap van slechts twee vennoten. in beginsel de onderneming van de vennootschap voortzetten en gerechtigd zijn het (ondernemings)vermogen aan zich te laten toescheiden. Voorts verdient het aanbeveling om uitdrukkelijk te bepalen - in afwijking van het bepaalde in artikel 3:72 j° 74 B.W. - dat een onherroepelijke volmacht die de overblijvende vennoten in staat stelt die toescheiding zonder medewerking van de uitgetreden vennoot te effectueren niet door het faillissement van de betrokken vennoot eindigt. De opvatting dat een curator gelet op artikel 37F geen belang heeft om niet mee te werken aan een effectuering van een krachtens een voortzettingsbeding overeengekomen toescheiding miskent dat de praktijk behoefte heeft aan zekerheid. Bovendien is er geen bezwaar om de medewerking van de curator te doen vervallen, als deze toch geen belang heeft om hem te weigeren.

8.        De Gecombineerde Commissie is verder van mening dat het thans niet meer zinvol is om vennootschappen, ongeacht of zij rechtspersoonlijkheid bezitten of niet, te onderscheiden in "stille" en "openbare" vennootschappen. Ook het onderscheid in vennootschappen die wel of niet een beroep of bedrijf uitoefenen zou kunnen worden afgeschaft. De hiervoor bedoelde onderscheidingen kunnen aanleiding geven tot (steeds meer) interpretatievragen en het verschil in rechtsgevolgen dat door dergelijke (vage of vervagende) onderscheidingen mogelijk wordt gemaakt, lijkt thans niet meer te rechtvaardigen.

Ad c

Deze vraag behandelt de Gecombineerde Commissie in een afzonderlijk advies.

Ad d

De Gecombineerde Commissie meent dat er geen aanleiding (meer) is om de mate van aansprakelijkheid van vennoten voor de schulden van de vennootschap verschillend te beoordelen al naar gelang er sprake is van een vennootschap die wel of niet rechtspersoonlijkheid heeft, stil of openbaar is of een beroep of bedrijf of geen van beide uitoefent. Nu naar huidig recht de vennoten van een vennootschap onder firma en, blijkens jurisprudentie, de maten van een grotere accountantsmaatschap hoofdelijk aansprakelijk worden geacht, ligt het voor de hand om voor alle vormen van vennootschappen uit te gaan van hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten voor de schulden van de vennootschap        Vanzelfsprekend zou de hoofdelijke aansprakelijkheid niet moeten gelden voor "stille" vennoten, wier deelname slechts bij wijze van geldschieting geschiedt, vgl. artikel 19 K., mits de regel van hoofdelijke aansprakelijkheid niet een regel van dwingend recht is, zodat de vennoten van hun wederpartijen kunnen bedingen dat hun aansprakelijkheid geen hoofdelijke is.

De vraag of de aansprakelijkheid van vennoten die een bepaald beroep uitoefenen door of krachtens de wet beperkt moet of kan worden, is een vraag die naar de mening van de Gecombineerde Commissie niet als een vraag van vennootschapsrecht moet worden behandeld, maar in een breder kader. Immers, indien de aansprakelijkheid van degenen die een bepaald beroep uitoefenen door of krachtens de wet wordt beperkt, moet die beperking evenzeer gelden voor personen die dat beroep uitoefenen en dit niet doen in de vorm van een vennootschap. De Gecombineerde Commissie laat zich overigens niet uit over de wenselijkheid van een dergelijke wettelijke beperking van de aansprakelijkheid.

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.