Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De vaste commissie voor Justitie van de
Eerste Kamer der Staten Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG




Den Haag,   5 september 2000
 

Doorkiesnummer:        070 – 335 35 13
E-mail:                        b.vandorp@advocatenorde.nl
Dossiernummer:                 3.3.1





Geachte dames en heren,

Betreft:        Vreemdelingenwet 2000


Met het oog op de behandeling door uw Kamer van het wetsvoorstel Vreemdelingenwet brengt de Orde graag het volgende onder uw aandacht.

De Orde heeft bij brief van 7 juni 1999 met bijlage aan de Staatssecretaris van Justitie (bijlage 1) en bij brief van 25 november 1999 met bijlage aan de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer (bijlage 2) reeds uitvoerig commentaar op het wetsvoorstel gegeven. Zonder daarvan iets te willen terugnemen wil de Orde u met name wijzen op twee onderdelen.

Ten eerste maakt de Orde zich ernstig zorgen over het ontbreken van een criterium voor het al dan niet toepassen van de 48-uurs-procedure in asielzaken.
De Orde heeft bij brief van 31 mei 2000 met bijlage (bijlage 3) aan de Tweede Kamer een  amendement voorgesteld, voorzien van een toelichting.
Het amendement sluit aan bij de regels van de UNHCR.

Ook wil de Orde uw speciale aandacht vragen voor de ingangsdatum van de verblijfsvergunning, die na toepassing van het besluitmoratorium wordt verleend.
In art 44 lid 3 wordt bepaald dat de tijdelijke vergunning, die wordt verleend nadat eerst een besluitmoratorium gold, niet eerder van kracht wordt dan op het moment van verlening, dit in tegenstelling tot de normale situatie (art 44 lid 2), waarin de vergunning in beginsel wordt verleend per aanvraagdatum. Hierdoor telt de periode van het moratorium niet mee voor de berekening van de drie jaren (artikel 34), die aanspraak geven op een vergunning tot verblijf
voor onbepaalde tijd. Ook de naturalisatietermijn wordt hierdoor op een oneigenlijke wijze verlengd.
In de situatie dat het moratorium wordt opgeheven en tot asielverlening wordt overgegaan is er geen grond meer om de betrokkenen nog verder/langer bij andere asielgerechtigden achter te stellen.

Voor het overige verwijst de Orde naar de genoemde en hierbij overgelegde brieven met bijlagen van 7 juni 1999  aan de Staatssecretaris van Justitie en van 25 november 1999 aan de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer.

Hoogachtend,



Mr. J.H.M. Nijhuis
Portefeuillehouder Rechtshulp en Asiel van de Algemene Raad



Bijlagen.

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.