Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Den Haag, 22 juni 1995
Ons kenmerk: 3.2.8/2
Uw kenmerk : WDB95/49M


Geachte heer Witteveen,
Betreft:        Fiscale behandeling afkoop alimentatie in de vorm van een stamrecht; verzoek om informatie
Naar aanleiding van uw brief van 8 maart jl. inzake bovenge-noemd onderwerp, gericht aan mr T. de Waard, bericht ik u als volgt.

Met mr G.T.W. Janssen heb ik afgesproken dat wij u onze reactie uiterlijk in juni zouden toezenden. Dit stelde ons in staat de adviescommissie Echtscheidingsrecht van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten in te schakelen bij het opstellen van deze inventarisatie.

De leden van de Adviescommissie Echtscheidingsrecht zijn schriftelijk geconsulteerd over de vraag of de afkoop van alimentatie door middel van een bij een verzekeraar bedongen stamrecht ingevoerd moet worden.

De leden van de commissie zijn unaniem van oordeel dat een dergelijke regeling in een behoefte voorziet. De commissie is derhalve voorstander van de herinvoering van deze mogelijkheid.

In verschillende arrondissementen (Groningen, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam) is in kleine kring van familierechtadvocaten dezelfde vraag gesteld. Een ieder staat positief tegenover de herinvoering van deze mogelijkheid.

De volgende gronden kunnen genoemd worden:

1.        In de praktijk blijkt dat in het verleden met enige regelmaat gebruik werd gemaakt van de mogelijkheid om een afkoopsom alimentatie vast te leggen in ee koopsom voor een stamrecht of een lijfrente. Hieruit blijkt al de wenselijkheid van de regeling.

2.        In het algemeen wordt bij een echtscheiding zoveel mogelijk gestreefd naar een loskoppeling van de zakelijke belangen van de ex-echtelieden. Door storting van een koopsom bij een verzekeringsmaatschappij wordt dit streven gerealiseerd.

3.        Door deze regeling worden risico's voor beide partijen vermeden. De onderhoudsplichtige loopt niet het risico dat de ex-echtgenoot de afkoopsom alimentatie in korte tijd opmaakt en vervolgens opnieuw een alimentatievordering instelt.
        De alimentatieverkrijger verkrijgt de zekerheid van een uitkering via een verzekeringsmaatschappij.

4.        Naar verwachting zal door de Wet Limitering Onderhoudsuitkeringen de vraag naar de voorgestelde regeling toenemen. Op deze wijze kan immers een overbrugging gevonden worden voor de periode, die ligt tussen de beëindiging van de onderhoudsverplichting en het moment dat aanspraak kan worden gemaakt op pensioenverevening.

5.        Ook kan de verwachting uitgesproken worden dat door de Wet Verevening Pensioenrechten extra behoefte aan deze afkoopmogelijkheid ontstaat. Juist door deze wet zullen partijen immers soms na een zeer lange periode weer met elkaars belangen worden geconfronteerd. Indien dit niet gewenst is, zal dit door storting van een koopsom voor een uitgestelde lijfrente opgelost kunnen worden.

6.        In de Memorie van Antwoord is reeds het argument genoemd dat het onlogisch is dat een afkoop van de alimentatieverplichting tegen de betaling van een som ineens wel mogelijk blijft (aftrekbaar aan de zijde van de betaler en direct belast bij de ontvanger), terwijl de afkoopsom, die omgezet wordt in een uitgestelde lijfrente, niet mogelijk zou zijn. Ook deze uitgestelde lijfrente wordt immers belast.

Tot slot: zojuist ontvingen wij een schrijven van de voorzit-ter van de adviescommissie Belastingrecht van de Algemene Raad. Ook hij heeft een, zij het beperkte, inventarisatie gemaakt, waaruit blijkt dat herinvoering van het oude regime van fiscale faciliteiten met betrekking tot afkoop van alimentatie wenselijk is.

Tot een nadere toelichting zijn wij uiteraard bereid.
Hoogachtend,


mr J.E. Biesma

Cc: mr G.T.W. Janssen

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.