Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Aangeboden aan de leden van de vaste commissie voor Financiën d.d. 10 december 2007

Van: Heck, Corrie
Verzonden: maandag 10 december 2007 11:35
Aan: 'cie.fin@tweedekamer.nl'
Onderwerp: wetsvoorstel 31 093, implementatie transparantierichtlijn


Aan de leden van de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer


Geachte dames en heren,

De Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en de
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie heeft aan beide organisaties gerapporteerd inzake
wetsvoorstel 31 093 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter
implementatie van richtlijn nr. 2004/109/EG (de richtlijn transparantie).
De beide beroepsorganisaties hebben zich achter de inhoud van het advies gesteld. Zij hebben het
genoegen u het advies hierbij aan te bieden en verzoeken u de inhoud desgewenst te betrekken bij de
mondelinge behandeling van het wetsvoorstel.

Namens de beide beroepsorganisaties,
met vriendelijke groet,


Corrie Heck,
secretaris Gecombineerde Commissie


mr. C. Heck-Vink
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
Notarieel Juridisch Bureau
Postbus 16020
2500 BA 's-Gravenhage
Tel. +31 (0)70 330 71 39
Fax +31 (0)70 363 45 68
E-mail: c.heck@knb.nl



GECOMBINEERDE COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

Van de

Nederlandse Orde van Advocaten

En de

Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie



Advies inzake Wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2004/109/EG (de richtlijn transparantie), Kamerstukken 31 093)

1.        Samenvatting

        De Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie ("Gecombineerde Commissie") kan zich in grote lijnen vinden in het Wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn transparantie (“het Wetsvoorstel”). Behoudens een aantal wetstechnische opmerkingen heeft de Gecombineerde Commissie een enkele opmerking over de systematiek van het Wetsvoorstel (zie hieronder, Algemeen Commentaar).

2.        Algemeen Commentaar

2.1        De implementatie van de richtlijn transparantie op de nu door de Ministers van Financiën en Justitie voorgestelde wijze betekent een verdere "versnippering" van de wetsbepalingen inzake de financiële verslaggeving van ondernemingen in Nederland. De rechtspraktijk heeft nu te maken met regels die gedeeltelijk in Boek 2 Burgerlijk Wetboek en gedeeltelijk in de Wft zijn opgenomen (en bovendien ook nog gedeeltelijk in de Wtfv). Deze dichotomie is weliswaar met de nodige zorgvuldigheid tot stand gekomen (en met name lijkt het erop dat dubbele regelgeving en interpretatieproblemen goed zijn opgevangen), maar echt bevredigend is dit niet. De vraag is, of de regelgeving met betrekking tot financiële verslaggeving van ondernemingen niet beter uiteindelijk integraal in een (aparte? Of in Boek 2? Of in de Wft) wet zouden moeten worden ondergebracht.

2.2        Er is wel een zekere logica om de dichotomie te handhaven. Het toezicht dat de AFM houdt op de financiële verslaggeving door beursvennootschappen (vennootschappen van wie effecten tot de handel op een in Nederland gelegen of werkzame gereglementeerde markt zijn toegelaten, die de Gecombineerde Commissie hierna gemakshalve zal aanduiden als "beursvennootschappen" – overigens inaccurate terminologie), geeft aan dat de Wft de geëigende plaats is voor deze regelgeving. Tot dezelfde conclusie komt men als men bedenkt dat deze regelgeving niet alleen betrekking heeft op Nederlandse beursvennootschappen, maar ook op buitenlandse vennootschappen van wie effecten tot de handel op een in Nederland gelegen of werkzame gereglementeerde markt zijn toegelaten. Maar voor NVs en BVs meer in het algemeen is het logisch dat de publicatievereisten in Boek 2 zijn ingebed.

2.3        Een goed voorbeeld van de wel wat merkwaardige gevolgen van de nu voorgestelde systematiek is art. 2:92 BW terzake van de gelijke behandeling door de naamloze vennootschap van aandeelhouders en certificaathouders die in dezelfde positie verkeren, in vergelijking met het nu voorgestelde art. 5:25k, waarvan lid 1 luidt: "Een uitgevende instelling behandelt aandeelhouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden op dezelfde wijze bij het geven van informatie en bij het doorberekenen van daarmee gepaard gaande kosten". De terminologie van beide bepalingen sluit op elkaar aan. Maar de verschillen zitten in het normaddressaat en in de interpretatie. Bij de (wetshistorische) interpretatie van de praktische betekenis van art. 5:25k Wft is in beginsel de richtlijn de bron, niet het Nederlandse vennootschapsrecht. De Gecombineerde Commissie vraagt zich af of de wetgever uiteindelijk niet zou moeten streven naar een bundeling van wetsbepalingen betreffende publieke naamloze vennootschappen in een aparte afdeling of titel in Boek 2. Hiermee zou voorkomen kunnen worden dat dezelfde normen op verschillende wijze worden behandeld in verschillende stukken wetgeving,

2.4        De richtlijn transparantie is geen harmonisatierichtlijn. Art. 3 van de richtlijn schrijft voor dat de lidstaat van herkomst strengere verplichtingen mag opleggen dan uit hoofde van de richtlijn is voorgeschreven. De Gecombineerde Commissie juicht toe dat de Nederlandse wetgever zich op dit punt terughoudend opstelt; dit zal bevorderend werken voor de concurrentiele positie van Nederland in het Europese "level playing field".

2.5        De Gecombineerde Commissie merkt op dat het in het Wetsvoorstel opgenomen overgangsrecht weinig genereus is. Artikel VI lid 1 schrijft voor dat de regel, dat beursvennootschappen hun jaarcijfers binnen 4 maanden ter beschikking stellen van toepassing zal zijn met betrekking tot boekjaren die op of na 1 januari 2007 aanvangen. Dit betekent dat beursvennootschappen die een boekjaar hebben dat gelijk is aan het kalenderjaar vòòr 1 mei 2008 a.s. hun jaarcijfers ter beschikking moeten stellen. Afhankelijk van wanneer het Wetsvoorstel kracht van wet krijgt, lijkt dit krap. Voor de halfjaarcijfers geldt, dat terbeschikkingstelling niet hoeft plaats te vinden voor halve boekjaren die ten tijde van inwerkingtreding reeds waren afgelopen. Indien een beursvennootschap bijvoorbeeld een half jaar heeft dat direct na inwerkingtreding eindigt, geldt de verplichting van art. 5:25c meteen, en zal terbeschikkingstelling binnen 2 maanden moeten plaatsvinden. Dit lijkt eveneens krap. Deze methodiek van overgangsrecht geldt ook voor de tussentijdse verklaring als bedoeld in art. 5:25e. Ook hier vraagt de Gecombineerde Commissie zich af of niet wat respijt kan worden verleend. Daarbij wordt opgemerkt dat de regels van het Euronext Rulebook minder strikt zijn dan de richtlijn transparantie en het Wetsvoorstel nu voorschrijven. De artt. 30 en 31 van de richtlijn transparantie, die sowieso al voor 20 januari 2007 had moeten worden geïmplementeerd, lijken hiertoe ruimte te geven.

2.6        Voor de publicatie van jaarcijfers, halfjaarberichten en kwartaalberichten geldt in het algemeen dat de richtlijn transparantie niet voorziet in de mogelijkheid van uitstel indien de vennootschap er niet in slaagt de vereiste publicatie te doen binnen de daartoe gestelde termijnen. Het wetsvoorstel regelt ook niet wat de consequentie is indien de gestelde termijnen niet worden gehaald. Wat staat bijvoorbeeld te gebeuren indien de externe accountant niet in staat is zijn verslag op tijd gereed te hebben? Voor beursondernemingen kunnen de consequenties zeer ernstig zijn indien niet tijdig aan de publicatieplicht kan worden voldaan; het is onbevredigend indien de wet niet in uitstel voorziet (vgl. art. 2:101 B.W.) en niet regelt welke stappen dan door de desbetreffende beursonderneming genomen moeten of kunnen worden. De Gecombineerde Commissie beveelt aan dat in deze lacune wordt voorzien. Nu de richtlijn transparantie hierover niets regelt, zou het de Nederlandse wetgever dan niet vrijstaan hier een eigen regeling te treffen? Het zou nuttig zijn indien wordt nagegaan hoe andere lidstaten met deze problematiek zijn omgegaan; in het kader van het “level playing field” zou aansluiting kunnen worden gezocht bij de regelingen in die andere lidstaten.

2.7        De Gecombineerde Commissie is voorstander van het voorstel, met betrekking tot het in art. 5:25m bepaalde, dat de AFM wordt aangewezen als Officially Appointed Mechanism voor de centrale opslag voor gereglementeerde informatie. Op die wijze wordt de administratieve belasting voor uitgevende instellingen geminimaliseerd. Het handelsregister is de andere instantie die voor aanwijzing in aanmerking zou kunnen komen; de functie van het handelsregister wordt hiermee weer verder uitgehold, maar dat lijkt niet bezwaarlijk. Een elektronische link tussen deze twee instanties zou overigens dit mogelijke bezwaar kunnen ondervangen.

2.8        De richtlijn transparantie schrijft voor dat (in sommige gevallen althans) de toezichthouder in de lidstaat van herkomst toezicht houdt op de naleving van verslaggevingsvoorschriften van uitgevende instellingen die hun zetel hebben in een ander land dan die lidstaat van herkomst. Als Nederland de lidstaat van herkomst is, betekent dit dat de AFM toezicht houdt op de naleving van de publicatievoorschriften door die uitgevende instellingen. De AFM zal in die gevallen moeten beoordelen, zo begrijpt de Gecombineerde Commissie, of de naar het desbetreffende buitenlandse rechtsstelsel ingerichte financiële verslaggeving voldoet aan het bepaalde in titel 9 van Boek 2. De Gecombineerde Commissie onderkent dat dit een consequentie is van het in de richtlijn transparantie vastgelegde toezichtssysteem, maar vreest dat dit systeem erg onpraktisch is en de AFM een zeer lastige taakstelling geeft (ook al is het zo dat in alle gevallen de jaarrekening volgens IAS/IFRS moet worden ingericht). Zou de voorliggende jaarrekening van de desbetreffende uitgevende instellingen naar Nederlandsrechtelijke regels geïnterpreteerd moeten worden, of naar de regels van het land waar de desbetreffende rechtspersoon haar zetel heeft?

3.        Artikelsgewijs Commentaar

Artikel 5:25c

In lid 1 wordt bepaald dat de financiële verslaggeving tenminste 5 jaar beschikbaar dient te worden gehouden. In de MvT (blz. 22) staat vervolgens, dat deze termijn door middel van een AMvB op grondslag van art. 5:25w kan worden gewijzigd. Echter, voor een dergelijke termijnverandering biedt art. 5:25w geen grondslag.

In lid 3 wordt geen rekening gehouden met bijzondere voorschriften voor banken en verzekeringsmaatschappijen. Dit kan eenvoudig worden ondervangen door toe te voegen aan het einde van lid 3: "een en ander opgemaakt in overeenstemming met het in titel 9 van Boek 2 daaromtrent bepaalde".

De Gecombineerde Commissie merkt op dat de verklaringen die de "als terzake verantwoordelijk aangewezen personen" ingevolge het bepaalde in lid 2 sub c moeten afleggen ten aanzien van de jaarrekening en het jaarverslag een bevestiging van het voldoen aan de grondregels moeten bevatten die in elk geval tekstueel (maar wellicht daarmee ook inhoudelijk) afwijkend zijn van de grondregels die ingevolge de artt. 2:362 en 2:391 B.W. gelden. De Gecombineerde Commissie vermoedt dat deze verschillen praktisch gesproken niet tot problemen zullen kunnen leiden, maar is daarvan niet geheel zeker. Deze onzekerheid zou door een verklaring van de Minister in de wetgeschiedenis weggenomen kunnen worden.

Lid 6: is de verwijzing naar het derde lid wel juist? Het derde lid zegt niets over de accountantscontrole.

Over het in lid 6 bepaalde is wel een meer principiële opmerking te plaatsen. Het hier bepaalde gaat verder dan de richtlijn transparantie voorschrijft: is dat wel wenselijk? De Minister zegt in de Memorie van Toelichting dat lid 6 overeenkomt met een "redelijke interpretatie" van de richtlijn. Maar zou hier niet gekeken moeten worden – en wellicht is dat al gedaan -- of die "redelijke interpretatie" ook in de andere lidstaten wordt gevolgd?

Artikel 5:25d

Hier gelden mutatis mutandis dezelfde opmerkingen als met betrekking tot 5:25c zijn gemaakt.

In lid 9 wordt het begrip "verbonden partijen" gebruikt. Zou dit begrip niet in de Wft gedefinieerd moeten worden? Tenminste zou in de wetsgeschiedenis kunnen worden aangegeven dat het hier gaat om IAS 24 zoals goedgekeurd ingevolge het bepaalde in art. 4 van Verordening 1606/2002 d.d. 19 juli 2002

Artikel 5:25e

Het uitbrengen van kwartaalverslagen is voor Nederlandse beursvennootschappen nieuw. Lid 2 van dit artikel geeft enkele grondregels, waaraan deze verslagen moeten voldoen, maar deze grondregels (evenmin als de Memorie van Toelichting) geven betrekkelijk weinig houvast. Beursondernemingen die nu hun kwartaalrapportages al willen inrichten volgens deze wetsbepaling, worstelen met de vraag hoe deze verslagen in te richten. Het is jammer dat de Memorie van Toelichting hier niet meer gedetailleerde aanwijzingen heeft gegeven. Meer concrete invulling van deze grondregels zal moeten wachten tot zich een zekere praktijk in Nederland heeft ontwikkeld.

Terzake van de kwartaalverslagen rijst nog de vraag of deze verslagen kunnen worden beschouwd als tussentijdse vermogensopstellingen op grond waarvan interim dividenden kunnen worden uitgekeerd zoals bedoeld in art. 2:105 lid 4 B.W. Het is aan te bevelen op dit punt in de wetsgeschiedenis helderheid te geven.

Artikel 5:25m

De Gecombineerde Commissie stelt voor een verplichting op te nemen dat de ingevolge lid 2 aan te wijzen instantie (de AFM) de zogeheten gereglementeerde informatie op een algemeen toegankelijke website beschikbaar stelt.

Artikel 5:25o

Het valt op dat in lid 1 een termijn wordt gegeven voor het zenden van de jaarrekening aan de AFM, terwijl in lid 2 geen termijn wordt gegeven voor het indienen van de daar bedoelde mededeling.

De Gecombineerde Commissie wijst er op dat op het niet in acht nemen van de termijn van 5 dagen in lid 1 (wellicht onbedoeld door de wetgever) de zware mogelijke sanctie staat van art. 2:138 lid 2 BW.

Artikel 5:25p

In lid 2 komt tekstueel niet goed tot uitdrukking dat indien in de andere betrokken lidstaat ook wordt toegestaan dat de desbetreffende informatie in het Engels wordt gegeven, het niet nodig is om daarnaast nog in een andere taal te publiceren.

Lid 3 lijkt de Gecombineerde Commissie een langzamerhand vrij archaïsche bepaling.

Artikel 5:25r

Terzake van lid 2: indien de accountant onjuiste of onvolledige informatie verstrekt aan de AFM, en de uitgevende instelling daardoor schade lijdt, waarom zou de uitgevende instelling die schade niet mogen verhalen op de accountant?

Artikel 2:454 B.W.

In regel 4  is de zinsnede "waarin wordt uitgelegd dat" wat vreemd. Zou dit niet moeten zijn "waarin wordt uitgelegd in hoeverre en waarom"?

Den Haag, 26 november 2007

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.