Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH  Den Haag

Den Haag, 1 mei 2007
Uw kenmerk: 5470266/07/6
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl
Dossiernummer: 4.3.11/1


Concept-wetsvoorstel partiële wijziging strafrechtwetgeving


Mijnheer de Minister,

Bij brief van 23 februari jl. verzocht u de Nederlandse Orde van Advocaten te adviseren over het concept-wetsvoorstel tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten.

De Algemene Raad heeft het concept voorgelegd aan zijn Adviescommissie Strafrecht, die bijgaand advies heeft uitgebracht. De Algemene Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de Adviescommissie, en verzoekt u die bij de verdere beleidsvorming te betrekken.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,

J.J.H. Suyver,
algemeen secretaris


Bijlage


Preadvies

van de

Adviescommissie Strafrecht

inzake

het concept wetsvoorstel partiële wijziging

van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten


Voorzover dit verzamelwetsvoorstel betrekking heeft op technische herstelwetgeving (met name is dat het geval in het tweede gedeelte van het voorstel) onthoudt de Adviescommissie zich van commentaar.

Tegen de voorgestelde verlenging van de verjaringstermijnen voor vrouwenbesnijdenis heeft de Adviescommissie op zichzelf geen bezwaar. Dit voorstel past in het huidige stelsel van verjaring, dat bepaalde kwetsbare groepen een speciale beschermende behandeling biedt. Wel meent de Adviescommissie dat het willekeurig is de bescherming uitsluitend aan deze categorie slachtoffers te verlenen. Zij geeft de voorkeur aan een algemenere omschrijving, die alle ernstig mishandelde minderjarigen omvat.

Het voorstel tot verruiming van de strafvorderlijke bevoegdheid tot opsporing en vervolging van kinderpornografie (‘tappen’ van computerverkeer mogelijk gemaakt door verhoging van de strafmaat naar 8 jaar) heeft de instemming van de Adviescommissie, nu zich die uitbreiding uitsluitend richt op de beroepsmatige kern van kinderpornohandelaren.

Evenmin heeft de Adviescommissie moeite met de voorgestelde uitbreiding van de mogelijkheden om ontzetting uit het beroep mogelijk te maken. Het is inderdaad ongerijmd dat opruiers wel, maar discriminerende haatzaaiers niet uit hun beroep zouden mogen worden ontzet. In dit verband tekent de Adviescommissie wel aan dat de memorie van toelichting imams met dominees en pastoors op één lijn stelt. De vraag is echter of het instituut ‘imam’ wel voldoende omlijnd is om voor de kwalificatie ‘beroep’ in aanmerking te komen. Op zijn minst zou de memorie van toelichting hier meer duidelijkheid moeten verschaffen.

Dan de voorgestelde verruiming van de mogelijkheid tot een strafrechtelijk beroepsverbod met betrekking tot bestuurders van vennootschappen. Op zichzelf heeft de Adviescommissie tegen deze voorstellen geen principiële bezwaren, mede omdat het consequent is de mogelijkheden die de WED biedt door te trekken naar commune vormen van economische misdrijven. Wel meent zij  - kennelijk anders dan de minister – dat de praktische betekenis niet groot zal zijn, omdat de grote fraudeurs zich weliswaar vaak van rechtspersonen bedienen maar juist handlangers en katvangers de formele bestuurdersposities daarin laten bekleden. Voorts vraagt de Adviescommissie zich af of het niet overdreven en overbodig is om reeds voor eenvoudige valsheid in geschrift  dit beroepsverbod mogelijk te maken.

Meer moeite heeft de Adviescommissie met de voorstellen in de sfeer van de training van terroristen. Voorgesteld wordt om art. 96 tweede lid onder 2 Sr aan te vullen met een tweetal bestanddelen, te weten “dan wel daartoe kennis of vaardigheden te verwerven” en “of anderen ([kennis en vaardigheden] bij te brengen”. Het gaat hier blijkens de toelichting om respectievelijk het deelnemen en het meewerken aan een terroristisch trainingskamp. De eerste toevoeging strekt tot uitvoering van een motie die de Tweede kamer op 9 februari 2005 aanvaardde; de tweede  toevoeging implementeert het Europees verdrag ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34) (de minister zegt te streven naar spoedige goedkeuring daarvan). In de toelichting wordt gewezen op de reeds bestaande strafbaarstellingen: deelneming aan een terroristische organisatie (art. 140a Sr), samenspanning (art. 96, tweede lid onder 2  Sr zoals het nu nog luidt, met name “het zich trachten te verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen”, en strafbare voorbereiding (art. 46 Sr). In de meeste gevallen zullen deze strafbaarstellingen volstaan, maar volgens de memorie van toelichting is het de vraag of dat ook het geval is in de casus dat iemand in het kader van een door hem zelf voorgenomen terroristische aanslag alleen naar een terroristisch trainingskamp gaat. De voorbereiding heeft zich immers niet geconcretiseerd in stoffen, informatiedragers enzovoort, zo betoogt de minister. Het bezwaar van deze uitbreiding is volgens de Adviescommissie, dat de formulering verder reikt dan wordt beoogd en door de genoemde motie gevergd. Het ging de Kamer immers om deelneming aan een terroristisch trainingskamp, en niet om (bijvoorbeeld) het thuis internetsites bestuderen met informatie over explosieven. Hetzelfde geldt voor de tweede aanvulling, die beoogt het meewerken aan een terroristisch trainingskamp te bestrijken. Ook in dit geval is de gekozen formulering ruimer dan het verdrag in het hier toepasselijke artikel 4 vergt. Bij het ‘trainen tot terrorisme’ moet men toch denken aan een zekere mate van georganiseerde instructie, en niet aan solistische internetactiviteiten. De gekozen formulering bestrijkt echter ook het plaatsen van informatie over explosieven op het internet. Het is voorts zeer de vraag of de toevoegingen noodzakelijk zijn. Immers, ook in het geval dat iemand alleen naar een terroristisch trainingskamp gaat neemt hij deel aan een georganiseerd verband omdat de training nu eenmaal per definitie georganiseerd verloopt. En wat de tweede aanvulling betreft: hoe kan men ‘kennis  overdragen zonder ínlichtingen’ te verschaffen? De adviescommissie  meent al met al dat wanneer de wet op dit punt al moet worden gewijzigd, de voorkeur moet worden gegeven aan een formulering waarin het woord trainingskamp  wordt gebezigd. Dan wordt in ieder geval aangeknoopt bij de bedoelingen van respectievelijk de motie en art. 7 van het Verdrag van Warschau.

Rotterdam, 23 april 2007

Adviescommissie Strafrecht
Mr. T.N.M.B. Spronken, voorzitter,
namens deze, mr. M. Bakker, secretaris

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.