Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De heer mr. H.Th. van der Meer,
sectorvoorzitter
Rechtbank Amsterdam
Sector kanton
Postbus 70515
1007 KM  Amsterdam
Den Haag, 3 april 2007
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl
Dossiernummer: 4.3.2/1


Rolregeling Kantonsectoren



Geachte heer Van der Meer,

Bij brief van 26 februari 2007 vroeg u de Nederlandse Orde van Advocaten om haar mening over de wijzigingsvoorstellen ten aanzien van de huidige Rolregeling Kantonsectoren.

De Algemene Raad heeft het concept ter beoordeling voorgelegd aan zijn Adviescommissies Burgerlijk Procesrecht en Arbeidsrecht. De Algemene Raad sluit zich aan bij de aanbevelingen van de Adviescommissies, en verwijst u daarvoor naar het bijgevoegde advies.

De Algemene Raad verzoekt u de aanbevelingen bij uw overwegingen te betrekken.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,



J.J.H. Suyver,
algemeen secretaris


Bijlage





Aan de weledelgestrenge vrouwe
Mr. A.L.H. Hoevers
Coördinator Public Affairs en Wetgevingsadvisering
Nederlandse Orde van Advocaten
Postbus 30851
2500 GW  DEN HAAG

 
Datum  29 maart 2007
Onze ref: 060\Diversen\10422684\b5101-060\lm



Betreft: wijzigingen rolreglement kantonsectoren



Amica,


Met uw e-mailbericht d.d. 27 februari jl. (12:11 uur) zond u Prof. Van Nispen als voorzitter van de Commissie Burgerlijke Rechtsvordering en mij als voorzitter van de subcommissie Arbeidsrecht voorstellen voor wijziging van de Rolregeling Kantonsectoren.

De door mij geleide subcommissie heeft zich over het stuk gebogen. Tevens heeft overleg met de andere commissie in de persoon van Prof. Van Nispen plaatsgevonden. Op basis daarvan kan ik u als volgt berichten.

De subcommissie Arbeidsrecht heeft in het algemeen geen grote problemen met het rolbeleid van de Kantonrechters. De 17 beslispunten zijn kennelijk gericht op een praktische en laagdrempelige aanpak. In zoverre is een al te kritische opstelling niet aan de orde.

Bij dat alles realiseert de subcommissie zich dat het bij de voorstellen vooral gaat om een zekere afstemming met het rolbeleid bij de sectoren civiel van de verschillende rechtbanken. Dat roept de vraag op, die los staat van de beslispunten, of niet te gemakkelijk comparities worden bevolen en of, als dat gebeurt, die comparities wel optimaal worden voorbereid, bij voorbeeld door aan partijen en hun raadslieden de vraagpunten voor te leggen die bij de comparitie in ieder geval moeten worden besproken.

Problemen hebben veel leden van de subcommissie wel met de aanpak van ontbindingsverzoeken, die een belangrijk onderdeel vormen van de arbeidsrechtelijke praktijk. Vaak is voor een behandeling van een gecompliceerde zaak te weinig tijd uitgetrokken. Vaak ook wordt toegestaan dat op het allerlaatste moment aangedragen stukken in het geding komen. Een duidelijke stroomlijning, waarbij bij voorbeeld het verweerschrift één of twee weken voor de zitting dient te worden ingediend en waarbij minder dan (bij voorbeeld) vijf dagen voor de zitting ingebrachte producties (kunnen) worden genegeerd, lijkt overweging te verdienen.

Binnen de subcommissie is met name beslispunt 15 als een duidelijke verbetering aangemerkt. Wat op dat punt wordt voorgesteld, zou ook inspiratie kunnen zijn bij de bepaling van de mondelinge behandeling van een ontbindingsverzoek. Wel zou de tekst van artikel 5.2 (nieuw) vierde gedachtestreepje heroverweging verdienen. De subcommissie suggereert het volgende:

"- de spreektijd die bij aanvang van de behandeling aan partijen wordt toegedacht en dat partijen aantekeningen mogen overleggen van hetgeen zij naar voren willen brengen; mocht in een uitzonderlijk geval de toegedachte spreektijd onvoldoende voorkomen, dan kan een partij gemotiveerd om een nadere datum met de geschatte benodigde spreektijd verzoeken."

Ter toelichting: niet iedere zaak leent zich voor de gewone planning; soms is meer nodig dan het maximum van een uur dat vaak wordt voorzien. Het zou ter beoordeling van raadslieden moeten staan of zij al dan niet aantekeningen willen overleggen, maar de rechter zou deze steeds in ontvangst behoren te nemen.

Verder viel het de leden van de subcommissie op dat in de vakantieperiode (juli en augustus) regelmatig niet voldaan kan worden aan de termijn van acht weken, vanwege het in elkaars verlengde liggen van vakanties van de betrokken partijen en hun advocaten.
Groetend,
t.t.


R.A.A. Duk

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.