Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH  Den Haag

Den Haag, 10 oktober 2006
Uw kenmerk: 5429589/06/6
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl
Dossiernummer: 3.1.1/12

Conceptbesluit OM-afdoening


Mijnheer de Minister,

Bij brief van 12 juli 2006 verzocht u de Nederlandse Orde van Advocaten te adviseren over het conceptbesluit OM-afdoening.

De Algemene Raad heeft het concept ter beoordeling voorgelegd aan zijn Adviescommissie Strafrecht. De Algemene Raad sluit zich aan bij de aanbevelingen van de Adviescommissie, en verwijst u daarvoor naar het bijgevoegde advies.

De Algemene Raad verzoekt u de aanbevelingen bij uw overwegingen te betrekken.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,

J.J.H. Suyver,
algemeen secretaris


Bijlage

PREADVIES
van
de Adviescommissie Strafrecht

inzake

ontwerp besluit houdende regels aangaande de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten
(besluit OM-afdoening)

Voorgeschiedenis
Eerder preadviseerde deze commissie tot het niet invoeren van het wetsvoorstel OM-afdoening. De door de Adviescommissie Strafrecht in dat verband geuite fundamentele kritiek heeft met name in de Eerste kamer tot veel vragen en discussie geleid. Desondanks is het wetsvoorstel ook daar nog vlak voor het zomerreces aangenomen. Inmiddels is de Wet OM-afdoening gepubliceerd in het Staatsblad (2006, 330).

Noodzaak tot gevoegde behandeling
Het voorliggende ontwerp besluit bevat een aantal regels die noodzakelijk zijn om de wettelijke regeling te kunnen invoeren. Tegelijkertijd worden belangrijke, principiële keuzes niet nu al gemaakt, doch alvast voor een later, in de nabije toekomst gelegen, moment aangekondigd. De belangrijkste daarvan is een wijziging van het Besluit reorganisatie Openbaar Ministerie en instelling landelijk parket, waarin een "transparant mandateringssysteem van bevoegdheden van de officier van justitie, waaronder begrepen de bevoegdheid een strafbeschikking uit te vaardigen" zal worden opgenomen. De toezegging dat hierin zou worden voorzien is gedaan in de allerlaatste nadere memorie van antwoord bij de behandeling van het wetsontwerp d.d. 22 mei 2006. Het is ook voor de beoordeling van het onderhavige ontwerp besluit van belang om te weten of de schuldvaststellingen die aan de strafbeschikkingen ten grondslag liggen, straks zullen worden voorbehouden aan de officier justitie, een parketsecretaris of wellicht zelfs op een lager niveau in de organisatie zullen worden gedaan. Te meer nu de legitimiteit van een mandatering van deze activiteit expliciet ook in de Kamer aan de orde is gesteld.

Ook principieel, eveneens al in voorbereiding en aangekondigd voor een apart traject, is het toekennen van de bevoegdheid een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen aan personen en lichamen die met een publieke taak zijn belast (artikel 257ba Wet OM-afdoening). Hetzelfde geldt voor de bepaling of, en zo ja in hoeverre, geldbedragen die zijn verkregen uit tenuitvoerlegging van geldboetes, geheel of gedeeltelijk ten goede komen aan het bestuursorgaan (artikel 576a Wet OM-afdoening). Naar mening van de Adviescommissie verdient een gelijke behandeling van het voorliggende ontwerp besluit met deze algemene maatregelen van bestuur en de aangekondigde wijziging van het Besluit de voorkeur. Immers, eerst dan kan het gehele "uitvoeringsgebouw" worden overzien en worden beoordeeld of, en zo ja in hoeverre, de wijze van uitvoering gelet op de naar mening van de Adviescommissie terechte zorgen in het parlement, verantwoord is.

Registers van uitreikingen en toezendingen van strafbeschikkingen
Het ontwerp besluit voorziet in een afzonderlijke registratie van de “normale” strafbeschikkingen en van de strafbeschikkingen als uitgevaardigd in het kader van artikel 76 van de AWR (artikel 2). Voor de laatste is het bestuur der belastingen, voor de eerste het OM verantwoordelijk. De commissie zou graag een nadere toelichting van dit onderscheid zien.

Ingevolge de Wet OM-afdoening is verzet slechts ontvankelijk indien dit is ingesteld binnen de termijn van artikel 257e Sv (nieuw). Om die termijn en het beginpunt ervan vast te kunnen stellen, kan het mede van belang zijn inzage te hebben in de wijze van uitreiking en toezending van de strafbeschikking (op de voet van artikel 257d Sv (nieuw)). Controleerbaarheid van één en ander is daarom van groot belang. De Adviescommissie mist in dit verband in het ontwerp besluit een voorziening voor het bewaren van het fysieke bewijs van die uitreiking (en toezending), alsmede voor een regeling voor een eenvoudige toegang voor geadresseerden tot hetgeen in het register is geregistreerd.

Vrijwillige betaling en afstand van recht
De Wet OM-afdoening bepaalt dat de voorafgaande vrijwillige betaling naar aanleiding van de aankondiging van een (politie)strafbeschikking tot gevolg heeft dat er afstand van het recht van verzet wordt gedaan. In dat verband heeft de Adviescommissie gewezen op het gevaar van het ongewenst afstand doen van rechten van justitiabelen en gewezen op de verdragsrechtelijke vereisten daaromtrent. De commissie wijst erop dat de gevolgen van deze betaling verwarrend zijn ten opzichte van de situatie in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder), waar in artikel 11 is bepaald dat voor een ontvankelijk beroep op de rechter betaling (als zekerstelling) vereist is. Die – bij veel burgers – bekende regel staat haaks op het afstand van recht (op de rechter) die het gevolg is van de vrijwillige betaling van de politiestrafbeschikking. De nota van toelichting op het ontwerp besluit OM-afdoening vermeld nu dat de aankondiging een zin zal bevatten waarin de verdachte op dat rechtsgevolg attent wordt gemaakt. De Adviescommissie beklemtoont dat één en ander zodanig dient te worden vormgegeven dat deze zin niet over het hoofd kan worden gezien.

Invoering
In de nota van toelichting op het ontwerp besluit wordt aangegeven dat de Wet OM-afdoening gefaseerd zal worden ingevoerd. De wet en het besluit zullen per 1 maart 2007 in werking treden. Het voornemen bestaat om tot aan september 2007 de delicten “Rijden onder Invloed’ en ‘het niet-verzekeren van een motorrijtuig, dan wel daarmee onverzekerd rijden’ in dit kader af te doen. De politiestrafbeschikking zal eerst per 1 september 2007 worden benut. Tot aan ‘volledige invoering’ van de strafbeschikking blijft de transactie, naast de strafbeschikking, gehandhaafd. De commissie wijst erop dat deze periode kan worden gebruikt om te bezien of het naast elkaar bestaan van beide afdoeningswijzen op (onoverkomelijke) problemen stuit zodat, als dit niet het geval blijkt te zijn, het vervallen van de transactie niet behoeft te worden ingevoerd.

Conclusie

De Adviescommissie Strafrecht ziet in het vorenstaande aanleiding te concluderen dat het ontwerp besluit op de besproken punten aanpassing dan wel nadere motivering behoeft.

Rotterdam, 10 oktober 2006

Adviescommissie Strafrecht
Mr M. Wladimiroff, voorzitter,
namens deze: mr. M. Bakker, secretaris

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.