| De Minister van Justitie |
| Postbus 20301
2500 EH Den Haag |
|
|
| Den Haag, 31 januari 2006 |
| Uw kenmerk: 5388464/05/6 |
| Doorkiesnummer: 070-335 35 13 |
| Faxnummer: 070-335 35 32 |
| E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl |
| Dossiernummer: 3.1.2/3 |
|
Conceptbesluit technische hulpmiddelen strafvordering |
Mijnheer de Minister,
Bij brief van 30 november 2005 verzocht u de Nederlandse Orde van Advocaten te adviseren over het conceptbesluit technische hulpmiddelen strafvordering.
De Algemene Raad heeft zijn Adviescommissie Strafrecht gevraagd hierover een preadvies op te stellen, dat u bijgaand aan treft.
De Algemene Raad deelt de conclusie van de Adviescommissie dat de daadwerkelijke toepassing van het besluit de bijzondere aandacht van de verantwoordelijke autoriteiten en van u vergt. Dat betreft met name de zorgvuldigheid van het beheer en het deskundige gebruik van het opnemen van telecommunicatie zonder medewerking van de aanbieders, en de opgenomen waarborg bij het meeluisteren tijdens het opnemen van vertrouwelijke communicatie.
Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,
J.J.H. Suyver,
algemeen secretaris
Bijlage
van
de Adviescommissie Strafrecht
inzake
preadvies ontwerpbesluit technische hulpmiddelen strafvordering
Aanleiding voor de beoogde invoering van een geheel nieuw besluit technische hulpmiddelen bij de uitoefening van bijzondere opsporingsbevoegdheden is de evaluatie van de Wet Bob, anderzijds de implementatie van het Cybercrime-verdrag. De evaluatie wees uit dat de inzet van technische hulpmiddelen bij observatie en het opnemen van vertrouwelijke communicatie bureaucratisch en moeizaam verliep. Het bestaande besluit moet plaatsmaken voor een meer slagvaardige regeling. Ter implementatie van het Cybercrime-verdrag worden nu regels voorgesteld voor het opnemen van telecommunicatie zonder medewerking van de aanbieder.
De adviescommissie constateert met tevredenheid dat de uitgangspunten voor het thans bestaande Besluit technische hulpmiddelen (betrouwbaarheid, niet-manipuleerbaarheid en toetsbaarheid) ook voor de nu beoogde regeling worden gehandhaafd. Om te komen tot meer efficiency worden enige wijzigingen voorgesteld. Allereerst wordt de doorlooptijd van de keuringsprocedure gereduceerd door de voorwaarde dat de minister van justitie een verklaring van goedkeuring moet overleggen, alsmede (ten dele, want niet waar het het opnemen van telecommunicatie betreft) de voorwaarde dat het technisch hulpmiddel als geheel moet worden gekeurd, te laten vervallen. Voortaan mogen de hulpmiddelen voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie ook bij de regiokorpsen worden opgeslagen, in plaats van alleen centraal bij de KLPD.
Al heeft de adviescommissie begrip voor de behoefte aan grotere slagvaardigheid, de huidige regeling biedt niet voor niets tal van garanties rondom keuring, beheer en inzet van de technische hulpmiddelen. De adviescommissie vraagt naar aanleiding hiervan met nadruk de aandacht van de verantwoordelijke autoriteiten en de minister voor de vereiste zorgvuldigheid van het beheer en de vereiste deskundigheid bij de toepassing. Dat geldt met name voor het opnemen van telecommunicatie zonder medewerking van aanbieders, waar bij onjuist gebruik (het gaat hier om nieuwe, specialistische middelen) een grote inbreuk op de privacy van betrokkenen kan optreden. Tevens vraagt de adviescommissie de bijzondere aandacht van de autoriteiten voor de mogelijkheid die nu wordt geopend om tijdens het opnemen van vertrouwelijke communicatie mee te luisteren. De adviescommissie heeft begrip voor de motieven om hiervoor te kiezen, maar benadrukt (zoals in de toelichting ook wordt vermeld) dat gewaarborgd moet zijn dat de vertrouwelijke communicatie ook daadwerkelijk wordt opgenomen. De toelichting geeft overigens niet aan hoe men zich voorstelt daarop effectief toe te zien. Hier zou een nadere toelichting gewenst zijn.
Rotterdam, 23 januari 2006
Adviescommissie Strafrecht
Mr M. Wladimiroff, voorzitter,
namens deze: mr. M. Bakker, secretaris