Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De Minister van Justitie,
De heer mr. J.P.H. Donner
Postbus 20301
2500 EH  Den Haag



Den Haag, 6 september 2005
Dossiernummer: 3.5.2
Uw kenmerk:
Doorkiesnummer: 070-335 35 11
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: j.suyver@advocatenorde.nl
Betreft: Advies over het rapport van de commissie cassatieadvocatuur
Mijnheer de Minister,

In augustus 2004 is u aangeboden het rapport van de commissie cassatieadvocatuur (verder: commissie-Neleman). U heeft hierover advies aan de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten gevraagd. De Algemene Raad biedt u hierbij zijn advies aan. Ter voorbereiding daarop heeft de Raad het onderwerp breed in de balie aan de orde gesteld. Zo is onder meer in het College van Afgevaardigden gediscussieerd en is aan de adviescommissie burgerlijk recht en aan de adviescommissie burgerlijk procesrecht van de Orde gecombineerd advies gevraagd (advies van 11 augustus 2005, bijgevoegd). Dit proces heeft tijd gekost. De Raad vraagt u hiervoor begrip.

Keuze voor civiele cassatiebalie
 
De Algemene Raad maakt, overeenkomstig het bovenvermelde (meerderheids)advies van de beide adviescommissies, een beginselkeuze ten gunste van het derde alternatief zoals beschreven in het commissierapport (“civiele cassatiebalie”). De Raad onderschrijft hiermee in beginsel de afwegingen en vervolgens de keuze van de commissie-Neleman alsook de overwegingen van de beide adviescommissies van de Orde, maar hecht er aan een aantal eigen accenten te plaatsen.
De reserve die in de woorden “beginselkeuze” en “in beginsel” ligt, berust op de voor de Algemene Raad niet of lastig te verifiëren constatering van de Hoge Raad betreffende diens bezorgdheid over de kwaliteit van de civiele cassatieadvocatuur. Hierdoor rijzen voor de Algemene Raad twee, niet door de commissie-Neleman behandelde vragen, die er beide op neerkomen of er geen eenvoudiger alternatieve oplossingen te bedenken zijn. Ten eerste valt te denken aan een simpel, informeel systeem om niet goed functionerende advocaten te corrigeren (via afspraken tussen de Hoge Raad en de locale dekens), ten tweede rijst de vraag of uitbreiding van de staf van de Hoge Raad (om mogelijke art. 81 RO-zaken te screenen) niet ook een mogelijkheid is om de lasten van de Hoge Raad te verminderen. De Algemene Raad zou beide vragen graag onderzocht en beantwoord zien voordat besloten wordt tot overneming van de aanbeveling van de commissie-Neleman.
 
Motivering

De directe aanleiding voor de instelling van de commissie-Neleman was gelegen in de voorgenomen afschaffing van het verplichte procuraat en de consequentie daarvan voor het “Haagse monopolie” op civiele cassatieverzoeken. Over de opheffing van die beperking is iedereen het eens, ook de Algemene Raad. De hoofdpijler onder het rapport van de commissie-Neleman is zorg over de kwaliteit van de verzoeken. Haar conclusie is immers dat de civiele cassatieprocedure een uitgesproken specialisme is en dat er nu al gegronde bezorgdheid bij de Hoge Raad bestaat over de voor de uitoefening van dit specialisme vereiste kwaliteit bij een aantal advocaten. Dit kwaliteitspunt zal zich alleen maar scherper doen voelen wanneer alle Nederlandse advocaten civiele cassaties zouden kunnen doen.
De Algemene Raad heeft die constatering van de Hoge Raad te aanvaarden. Deze klinkt ook in het gecombineerde advies door. Anderzijds is de omvang van dat kwaliteitstekort voor de relatieve buitenstaander als de Algemene Raad niet of moeilijk te verifiëren. Indien het slechts om enkele advocaten zou gaan, vraagt de Algemene Raad zich af of het doel van de commissie-Neleman niet ook of mede op eenvoudiger en informeler manier te bereiken is, bijvoorbeeld via informele afspraken tussen de Hoge Raad (of het parket) en de dekens. Op rechtbank- en hofniveau werken dergelijke informele afspraken tussen de gerechtsvoorzitters en de dekens doorgaans goed. Het rapport van de commissie-Neleman gaat hierop niet in. Het gaat evenmin in op de vraag of door uitbreiding van de staf van de Hoge Raad niet aan het gesignaleerde probleem kan worden tegemoet gekomen. De Algemene Raad is van oordeel dat deze voorvragen eerst dienen te worden beantwoord.
Aangenomen dat de constatering over teruglopende kwaliteit juist is en aangenomen dat er geen verantwoorde, informele correctiemethoden voorhanden zijn om herhaaldelijk onder de maat presterende cassatieadvocaten te corrigeren, is de medeverantwoordelijkheid van de Orde voor dit dossier gegeven. De Orde voelt zich uiteraard aangesproken als de kwaliteit van een onderdeel van de rechtshulp verbetering behoeft. De Algemene Raad beschouwt vanzelfsprekend ook een goed functioneren van de Hoge Raad als belangrijk voor de rechtsontwikkeling. Daarom kan de Raad uiteindelijk – nadat de voorvragen zijn beantwoord – instemmen met de aanbeveling van de commissie-Neleman. Ook de Raad meent dat de meest voor de hand liggende andere alternatieven van het rapport (de opties twee en vier, specialisatievereniging resp. kwaliteitseisen in een verordening van de Orde) onder meer door hun vrijblijvendheid onvoldoende oplossing bieden.
De oprichting van een civiele cassatiebalie stelt zware eisen aan de motivering. Waarom in de civiele cassatiepraktijk wel en in andere rechtsgebieden en voor andere hoogste, nationale en internationale rechters niet? Een absoluut overtuigende motivering is nodig om de voorspelbare kritiek op een closed shop en een elitaire balie (en Hoge Raad!) voor te zijn. Maar ook om precendentwerking te voorkomen in de vorm van een roep om meer “aparte” balies voor specialismen. De civiele cassatiebalie is waarschijnlijk uit te leggen, maar meer niet. Een ontwikkeling naar meer balies ondermijnt de eenheid van de balie.

Accenten

De Algemene Raad bepleit met klem een lage drempel in termen van kennis, ervaring en vlieguren in te voeren en daarmee ervaring op te doen. Wordt de lat in mogelijke ijver tot perfectie bij aanvang (te) hoog gelegd, dan ontstaat een closed shop of in elk geval de schijn daarvan met als onvermijdelijk gevolg terecht kritische belangstelling van de NMa. Dit zou de start direct aanmerkelijk belasten. Het nieuwe stelsel is alleen dan aanvaardbaar als het werkelijk openstaat voor elke gekwalificeerde advocaat, vanzelfsprekend zonder numerus fixus.
Een niet te smalle toegangspoort kan voorts de voor de hele uitvoering nodige “bureaucratie” beter beheersbaar houden. Onvermijdelijk bij de gemaakte keuze is een hoeveelheid uitvoerende regelgeving. Vrije beroepsbeoefenaren ervaren die snel als een verstikkende deken (zie het minderheidsstandpunt van Van Staden ten Brink). Het is zaak die tot het uiterste te beperken en tot een draaglijk liefst comfortabel dekbed te maken.
De Algemene Raad onthoudt zich in dit stadium van advies over die uitvoering. Hij gaat daarom nu niet in op de op te stellen ervarings- en kwaliteitseisen anders dan het algemene pleidooi voor een lichte drempel. In dit stadium lijkt het de Algemene Raad evenmin geraden in te gaan op de veelheid aan meer gedetailleerde uitvoeringsvragen zoals de overgangsregeling, de precieze inrichting van de selectie (Curatorium, afbakening rol Orde en die van de Hoge Raad), voorwaardelijke inschrijving, het aspirantschap, de kosten, bezwaar en beroep, sancties voor toegelatenen die niet voldoen enz., enz. De Raad biedt u gaarne aan hierover op het geschikte tijdstip te adviseren.

De Algemene Raad vraagt uw dringende aandacht voor de toegankelijkheid tot de cassatierechtspraak voor minder draagkrachtigen. Het nieuwe stelsel mag niet tot gevolg hebben dat die toegang kleiner wordt, bijvoorbeeld omdat alleen advocaten van grote kantoren blijken toelating te vragen resp. toegelaten worden tot de cassatiebalie. Met instemming wordt in dit opzicht verwezen naar het minderheidsstandpunt van Van Staden ten Brink.

Conclusie

De Algemene Raad volstaat thans met dit advies over de hoofdkeuze uit het rapport van de commissie-Neleman. Die keuze is al moeilijk genoeg geweest. Uiteindelijk heeft de Raad in zijn afweging aan de kwaliteit van de civiele cassatieadvocatuur (met het oog op de belangen van de rechtzoekende) en aan een goede taakvervulling door de Hoge Raad (met het oog op de belangen van de rechtzoekende en met het oog op de rechtsvormende taak) - en aangenomen dat er geen simpeler alternatief te bedenken is, waarvoor de Raad nader onderzoek nodig acht - een groter gewicht toegekend dan aan de nadelen van een ontegenzeglijk zwaar instrument als oprichting van een aparte “cassatiebalie”, zoals de daarmee gepaard gaande red tape en kosten, de vraag of de toegang tot cassatie hierdoor niet kleiner wordt, en de indruk van een eliteclub (en een elite-Hoge Raad). Indien u zou besluiten tot het overnemen van het advies van de commissie-Neleman en dusdoende wetswijziging zou entameren, zou de Algemene Raad het zeer op prijs stellen daarover te worden geraadpleegd en bij de uitvoeringsregelgeving te worden betrokken.

Hoogachtend,
namens de Algemene Raad,




J.J.H. Suyver
algemeen secretaris


cc.        President Hoge Raad
        Secretaris commissie-Neleman
        Leden College van Afgevaardigden

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.