Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH Den Haag

Den Haag, 21 oktober 2005  
Uw kenmerk: 5365182/805
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl
Dossiernummer: 3.2.3/2

Concept-eindrapport herziening griffierechtenstelsel


Mijnheer de Minister,

Bij brief van 1 augustus 2005 vroeg u de Nederlandse Orde van Advocaten om haar mening over het concept-eindrapport van de projectgroep herziening griffierechtenstelsel.

Categoriëen en staffels
In het algemeen staat de Algemene Raad positief tegen de vervanging van de huidige differentiatie in 38 categorieën door een overzichtelijk aantal. Niettemin acht de Raad de voorgestelde drie categoriëen voor de waarde van de zaak te grofmazig. Zeker gezien de huidige ICT-voorzieningen zouden er meerdere stappen kunnen worden gehanteerd, zodat er minder abrupte overgangen zijn. Hiermee worden overigens de bestaande problemen bij de vaststelling van het belang van een zaak niet opgelost. Mede vanwege de grote verschillen tussen de staffels valt te verwachten dat justitiabelen zullen proberen hun vorderingen kunstmatig laag te houden. De Algemene Raad constateert dat in dit opzicht zijn bezwaren tegen het rapport “Solide en Simpel” uit 1999 onvoldoende zijn ondervangen (zie bijgaande kopie van zijn brief van 29 februari 2000).

Budgetneutrale operatie
Daarnaast maakt het rapport niet inzichtelijk of dit systeem tot dezelfde kosten voor de burgers leidt, en daarmee een budgetneutrale wijziging betreft. De Algemene Raad zou graag stukken zien waaruit blijkt dat de kosten voor burgers en het bedrijfsleven niet omhoog gaan.

On- en minvermogenden
De Algemene Raad kan op zich instemmen met het voorstel de indebetstelling af te schaffen. De vaststelling van het tarief voor on- en minvermogenden op dat voor natuurlijke personen in zaken van onbepaalde waarde (€ 180) betekent echter een aanzienlijke verhoging ten opzichte van de huidige situatie. Mede gezien de in de afgelopen jaren verhoogde eigen bijdrage, kan dit voor velen een te hoge drempel vormen. Volgens het rapport is het voorgestelde tarief vergelijkbaar met dat in bestuursrechtelijke zaken. Daarop bestaan echter uitzonderingen, met name in het sociaal zekerheidsrecht waar het griffierecht € 37 bedraagt. De reden hiervoor is dat ervan wordt uitgegaan dat uitkeringsgerechtigden veelal een laag inkomen hebben. De Algemene Raad bepleit om voor al diegenen die een eigen bijdrage hebben tot € 458, het griffierecht vast te stellen op € 37  of anders op de € 60, zijnde het laagste tarief in kantongerechtszaken.

Incasso
Het rapport stelt voor dat een on- of minvermogende alsnog het “officiële” tarief moeten betalen, als een voorwaardelijke toevoeging is verstrekt die na het vonnis niet definitief wordt. De Raad voor de Rechtsbijstand zou dat bedrag kunnen innen, indien betrokkene het niet voldoet. Alhoewel die wijze van inning in deze gevallen niet voor de hand lijkt te liggen, aangezien betrokkene juist niet in aanmerking is gekomen voor gefinancierde rechtsbijstand, is de Algemene Raad van oordeel dat de incasso en daarmee het incassorisico van het griffierecht in zaken van on- en minvermogenden in ieder geval niet voor rekening van de advocaat moet komen. Dat zou ook de verhouding advocaat-cliënt onnodig onder druk zetten. De Raad zou derhalve bovengenoemd voorstel breder willen trekken, namelijk dat de incasso in alle gevallen door de Raden voor Rechtsbijstand geschiedt. Ook voor de inning van de proceskostenveroordeling ten behoeve van rechtsbijstand-cliënten meent de Algemene Raad dat deze oplossing aangewezen is. Zeker als de incasso kan worden uitbesteed aan het CJIB, is dat een effectieve regeling.

Inning “aan de ingang”
De Algemene Raad heeft ook een advies gekregen van zijn Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht, dat u bijgaand aantreft. De Raad onderschrijft het advies met name ten aanzien van de inning van griffierechten “aan de ingang”. Dat voorstel brengt voor de civiele procedure onaanvaardbare vertragingen en andere complicaties met zich. Dergelijke gevolgen staan in geen verhouding tot het daarmee op te lossen probleem, aangezien de oninbare griffierechten in 2001 slechts 0,23% van het totaal bedroegen.

Jaarlijkse indexatie
Wat de indexatie betreft, sluit de Algemene Raad zich graag aan bij het advies van de Raad voor de rechtspraak, dat praktisch is en tot duidelijkheid zal leiden. Ook voor het overige kan de Algemene Raad met genoemd advies instemmen.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,


J.J.H. Suyver,
algemeen secretaris



Bijlagen




ADVIES
Van de Nederlandse Orde van Advocaten
inzake
het rapport “Solide en Simpel” van de ambtelijke werkgroep griffierechten van
30 juni 1999




De Algemene Raad heeft kennis genomen van bovengemeld rapport, dat is uitgebracht op 30 juni 1999 door een ambtelijke werkgroep griffierechten, in opdracht van de Directeur Generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand van het Ministerie van Justitie. Dit rapport beoogt, kort samengevat, enerzijds de griffierechten in civiele zaken te vereenvoudigen en anderzijds de inkomsten uit die griffierechten met f 18 miljoen op jaarbasis te doen toenemen.

De Algemene Raad heeft over het rapport advies ingewonnen bij de Tariefcommissie en de adviescommissie Burgerlijk Procesrecht. Op basis van die advisering brengt de Algemene Raad het volgende onder uw aandacht.

1.        Het rapport stelt een scherpe scheiding voor tussen de groep civiele zaken die aan een laagdrempelig griffierecht worden onderworpen enerzijds en de overige civiele zaken anderzijds. Deze scheiding wordt gemarkeerd door een zeer groot verschil in hoogte van de toepasselijke griffierechten. Uit een oogpunt van redelijke opbouw vindt de Algemene Raad dit geen goed systeem.
2.        De voorgestelde invoering van een uniform griffierecht van f 200,-- (voor zaken tot f 25.000,--) werkt naar de mening van de Algemene Raad drempelverhogend voor on- en minvermogenden.
3.        De Algemene Raad constateert dat de maatregelen ter ‘bescherming’ van de on-en minvermogenden geld kosten en worden terugverdiend uit de verhogingen die elders ten laste van de overige zaken worden aangebracht.
4.        Het loslaten van de variabele rechten en de terugkeer naar de forfaitaire rechten in tranches heeft op zichzelf de instemming van de Algemene Raad. De Algemene Raad pleit er echter voor (op termijn) een stelsel te introduceren waarbij de hoogte van het griffierecht wordt gekoppeld aan de gemiddelde werklast.
5.        Op een aantal punten heeft de Algemene Raad kritiek op onderdelen van de voorgestelde   griffierechten:
5.1         De tranches voor de vaste griffierechten geven zeer grote en abrupte overgangen, welke onbevredigend uitwerken. Beter zou het zijn, te kiezen voor meer tranches met kleinere overgangen.
5.2         De problemen met de vaststelling van het belang worden niet opgelost.
6.        Het rapport dient te worden heroverwogen, teneinde de ernstige onevenwichtigheden op te heffen.

Toelichting

Ad 1. Het voorgestelde algemene basistarief voor zaken met een belang tot f 25.000,-- bedraagt bij het kantongerecht en bij rechtbankzaken in eerste aanleg f 200,-- in appel f 400,-- en in cassatie f 600,--. Dat levert in veel gevallen een verlaging op ten opzichte van de bestaande rechten. Dit tarief geldt voor alle procederende partijen, ongeacht hun gegoedheid.
De betalende partij die een zaak aanbrengt met een belang van f 25.001,-- betaalt echter plotseling f 750,-- een verhoging met 225% ten opzichte van het lage tarief. In appel bij rechtbank of hof is de sprong bij overschrijding van de f 25.000,-- grens maar liefst 275% en in cassatie 316%. Een dergelijke tariefopbouw is niet uit te leggen aan de burger. Ook ten opzichte van de thans geldende tarieven toont het voorgestelde tarief op de f 25.000,-- grens een grote sprong omhoog: rechtbank 57,5%, hof 136,2% en Hoge Raad 293,7%. Dit is het gevolg van de geforceerde verlaging over de volle breedte van het laagste tarief. Vanaf
f 25.000,-- komt het voorgestelde tarief weer grosso modo in de buurt van de thans geldende bedragen. Het gevolg van de nu voorgestelde tariefsprong op f 25.000,-- zal ongetwijfeld vermijdingsgedrag zijn van de justitiabelen van wie velen zullen trachten, kunstmatig hun vordering tot f 25.000,-- te beperken met alle ongewenste verschijnselen van dien.  

Ad 2. De maatregelen ter bevordering van de (onbelemmerde) toegang tot de rechter voor on- en minvermogenden zijn in het rapport: een algemeen laag basistarief ad f 200,-- doorloop van dit basistarief ook in zaken boven f 25.000,-- voor on- en minvermogenden, en een door de rechter te hanteren hardheidsclausule. De Algemene Raad ziet hier een belemmering in de zin van art. 6 EVRM. De Algemene Raad is met de Raden voor Rechtsbijstand van mening, dat de voorgestelde verhoging naar f 200,-- (juist) drempelverhogend kan werken voor de toegang tot de rechter, hetgeen dwars staat op de maatregelen die genomen zijn of worden om het bereik van het stelsel van gefinancierde rechtshulp te verruimen. Voor het standpunt van de Raden van Rechtsbijstand wordt verwezen naar de brief van de Raad voor Rechtsbijstand Leeuwarden van 20 oktober jl. (bijlage). In dit verband pleit de Algemene Raad verder voor de mogelijkheid van ‘nihilstelling’ van het griffierecht voor die rechtzoekenden aan wie ook geen eigen bijdrage wordt opgelegd, vergelijkbaar met de mogelijkheid die in de nieuwe Vreemdelingenwet wordt voorgesteld.

Ad 3. De Algemene Raad constateert dat de financiering van de onderlaag wordt gevonden door het leggen van zwaardere lasten op de hogere tranches van het voorgestelde systeem. Op die hogere tranches drukt nu ook in volle omvang de last van de hogere opbrengsten ad f 18 mln. op jaarbasis die het nieuwe stelsel van griffierechten moet leveren. De Algemene Raad stelt vast dat op verschillende onderdelen deze aanpak van de werkgroep heeft geleid tot een onevenwichtig tariefstelsel, dat vermeden had moeten worden.

Ad 4. De Algemene Raad kan het met de werkgroep eens zijn dat een stelsel van vaste vergoedingen eenvoudiger is dan het stelsel van continu-variabele rechten, dat nu geldt. Het is een terugkeer naar het oude systeem. Het verdient de opmerking dat de overgang naar continu-variabele griffierechten is gemaakt teneinde een substantiële verhoging van de opbrengsten te bereiken. Daarmee is tevens gezegd dat het stelsel van vaste vergoedingen zich minder leent voor een lucratief tarief dan het thans geldende. In het bijzonder ziet men dat wanneer, zoals in dit voorstel, gekozen wordt voor een hoog niveau van griffierechten boven het basistarief. De kritiek van de Algemene Raad op die tariefsopbouw komt dan ook mede voort uit de aard van het vaste vergoedingenstelsel. Hoewel daar in het rapport niet voor is gekozen pleit de Algemene Raad (op termijn) voor een stelsel waarbij de hoogte van het griffierecht wordt gekoppeld aan de (gemiddelde) werklast voor de gerechtelijke instantie(s), vergelijkbaar met het liquidatietarief.

Ad 5. 1. In de opbouw zoals thans voorgesteld voor de tarieven boven het basistarief valt het op dat er gekozen is voor betrekkelijk weinig tranches en voor grote tariefsprongen op de grens van de tranches. Bij de rechtbank is er telkens sprake van een verdubbeling, in de hogere instanties is de sprong minder groot, maar toch zeer aanzienlijk. Hier botst het streven naar eenvoud met het streven naar een hogere opbrengst. Dat de grote overgangen moeilijk te verdedigen zijn, is wel duidelijk. Er zou gedacht kunnen worden aan een stelsel waarin het tarief wordt opgebouwd aan de hand van de tranchetarieven: bij een belang van f 50.000,-- is er 50% van f 200,-- voor het deel dat onder het basistarief valt en 50% van f 750,-- voor de rest die onder de volgende tranche valt, enz. Eenvoudiger is een systeem waarin er wordt gewerkt met meer tranches, bijv. f 25.000,-- f 50.000,-- f 75.000,-- f 100.000,--f 150.000,--, f 200.000,--, f 300.000,--, f 400.000,-- en hoger. Bij de tariefstelling komt men dan tot veel kleinere trappen en dus tot een evenwichtiger resultaat.

Ad 5.2. Het bepalen van het belang dat beslissend is voor het toe te passen griffierecht is steeds een probleem geweest. Onder het geldende systeem heeft deze kwestie tot veel geschillen met de griffie aanleiding gegeven, mede omdat het ging om steeds grotere bedragen aan griffierecht. Dat zal onder het voorgestelde systeem niet minder worden, want de te heffen bedragen nemen niet af; eerder zal het tegendeel het geval zijn. In het vuur van de vereenvoudigingsgedachte heeft de werkgroep er de voorkeur aan gegeven, dit probleem te laten liggen, waarschijnlijk omdat het niet eenvoudig op te lossen is. Dit tekort in het rapport dient te worden hersteld.

Ad 6. De Algemene Raad ziet goede elementen in het rapport maar meent dat het rapport, over het geheel genomen, opnieuw dient te worden bezien om te komen tot een evenwichtiger plan voor een nieuw stelsel van griffierechten. In een nieuwe werkgroep zou een afvaardiging van de advocatuur niet misstaan.

Den Haag, 28 februari 2000

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.