Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Landelijke werkgroep bestuursprocesrecht
T.a.v. mr. J.L. Verbeek, voorzitter
Postbus 20302
2500 EH Den Haag
Den Haag, 7 september 2004
Dossiernummer:3.4.2
Doorkiesnummer: 070-335 35 13
Faxnummer: 070-335 35 32
E-mail: a.hoevers@advocatenorde.nl
Wijzigingsvoorstel procesregeling bestuursrecht
Geachte heer Verbeek,

Bij brief van 15 juli 2004 heeft u de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten gevraagd om aan te geven of hij overwegende bezwaren heeft tegen het van toepassing verklaren van de Procesregeling bestuursrecht op belastingzaken. Ook andere opmerkingen en/of suggesties wilde u graag vernemen.

De Algemene Raad heeft zijn Adviescommissie Belastingrecht gevraagd om terzake een pre-advies op te stellen. Dit advies treft u bijgaand aan.

De Algemene Raad is met de Adviescommissie van mening dat er geen onoverkomelijke bezwaren bestaan tegen het toepassen van deze regeling op belastingzaken. De Adviescommissie doet daarnaast voorstellen voor aanpassing en aanvulling van een aantal artikelen van de regeling. Deze voorstellen dienen deels de belangen van advocaten en rechtzoekenden en deels die van rechters.

De Algemene Raad meent dat deze voorstellen behartenswaardig zijn, en verzoekt uw Werkgroep om deze in overweging te nemen. Graag verneemt de Algemene Raad te zijner tijd de definitieve tekst van de regeling.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,



J.J.H. Suyver
algemeen secretaris

Bijlage


3
PREADVIES COMMISSIE BELASTINGRECHT
Nederlandse Orde van Advocaten


INZAKE
Concept Landelijke Regeling Bestuursrecht



Algemene opmerkingen
Naar het ons voorkomt bevat de regeling geen bepalingen waartegen onoverkomelijke bezwaren bestaan. Wel komt zij ons op onderdelen “klantonvriendelijk” voor: bepaalde onderdelen zijn duidelijk ingegeven om de werkdruk bij de rechters te verminderen. Deze constatering heeft echter niet specifiek te maken met (toepassing van de procesregeling op) het belastingrecht. Daarnaast doen wij aanbevelingen voor enkele aanvullingen.

Artikelsgewijs

Artikel 2
Het valt op dat de procesregeling geen opmerking maakt aangaande de controle op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde. De AWB regelt de vertegenwoordiging in rechte in de artikelen 8:21 e.v. Voor belastingzaken is vooral van belang artikel 8:24 AWB. Volgens 8:24. lid 2, kan de rechtbank van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Deze bepaling geldt echter, aldus lid 3, niet voor advocaten en procureurs. Het procesreglement van de belastingkamers van de Gerechtshoven kent de verplichting om een schriftelijke volmacht over te leggen, tenzij sprake is van een advocaat. De ervaring leert dat met enige regelmaat toch aan advocaten om een volmacht wordt verzocht. Dit kan worden verklaard uit het feit dat het merendeel der beroepschriften wordt ingediend door niet-advocaten.

Het verdient naar mijn mening aanbeveling om in het reglement aandacht te besteden aan dit onderwerp.

Artikel 3
In het belastingrecht speelt het fenomeen van de derde-belanghebbende een bijzondere rol, omdat er vele verhoudingen zijn waarbij de fiscale aangelegenheden van de een, de aangelegenheden van de ander beïnvloeden. Te denken valt aan de verhouding werknemer (belastingplichtige) – werkgever (inhoudingsplichtige), aan de verhouding tussen fiscale partners (in verband met de toerekening van de vrije bestanddelen van het inkomen of de terbeschikkingstellingsregeling), aan de verhouding tussen ouders en minderjarige kinderen (om dezelfde reden), aan de verhouding tussen ex-echtgenoten (aftrek van alimentatie bij de een kan leiden tot belastingheffing over die alimentatie bij de andere) etc. etc.

De fiscale rechters zullen er naar mijn mening niet veel voor voelen om steeds alle mogelijke derden-belanghebbenden op te roepen. Het ware nuttig aan dit punt aandacht te besteden in het reglement.

Artikel 5
In lid 5, slot, wordt bepaald dat bij doorzending het griffierecht wordt teruggegeven tenzij de rechtbank op het moment van doorzending al uitspraak heeft gedaan. Het is niet duidelijk op welke wettelijke bepaling deze uitzondering stoelt. Aannemelijk is dat de belastingplichtige voor de behandeling door de rechter aan wie de doorzending plaatsvond (dat is dus de bevoegde rechter) opnieuw griffierecht zal moeten betalen. Naar onze mening moet dit punt worden opgehelderd en moet worden voorkomen dat tweemaal griffierecht moet worden betaald.

Artikel 9
Bij de inpassing van de AWR aan de Awb is toegezegd dat in het belastingrecht slechts bij hoge uitzondering gebruik gemaakt zou worden van de mogelijkheid van beperkte kennisneming. Dat staat ook in art. 8.2 van het reglement van de belastingkamers van de Hoven. Een soortgelijke bepaling zou ook in deze procesregeling moeten worden opgenomen.

Artikel 11
Artikel 8:47 AWB bepaalt in lid 4 dat de rechtbank een termijn stelt waarbinnen de deskundige verslag uitbrengt. Dit artikel is uitgewerkt in artikel 11, lid 3, van de procesregeling. Wij lezen hier dat die termijn “ten hoogste 13 weken” bedraagt. Deze termijn zal in het algemeen lang genoeg zijn, maar onder bijzondere omstandigheden zou een langere termijn gewenst kunnen zijn. De procesregeling maakt een langere termijn echter niet mogelijk. Het verdient aanbeveling in de procesregeling uit te drukken dat de termijn onder bijzondere omstandigheden langer kan zijn, dan wel verlengd kan worden.

Artikel 12 / Artikel 14
De regel neergelegd in artikel 12, lid 1 en artikel 14, lid 4 wordt, althans in de fiscale praktijk, als onredelijk star ervaren. Er zijn vele redenen denkbaar waarom uitstel van de gestelde termijn resp. verdaging van de behandeling wenselijk zou kunnen zijn. In het bijzonder waar het gaat om een verzoek om verdaging van de zitting wil men zo snel mogelijk op de hoogte worden gebracht van de beslissing van de rechter. De huidige gang van zaken is dat sommige griffies bereid zijn tot telefonisch overleg en betrekkelijk soepel uitstel verlenen, terwijl anderen strikt optreden conform de tekst van het hier besproken concept. Het verzoek tot verdaging wordt dan alleen in behandeling genomen als het schriftelijk wordt gedaan en alleen onder – in de ogen van de rechter – uitzonderlijke omstandigheden. Wat onder “uitzonderlijke omstandigheden” moet worden verstaan, blijft vaag. De ervaring leert dat de Hoven sterfgevallen en ziekte niet steeds tot de bijzondere omstandigheden rekenen.

Met alle begrip voor het steeds strakker wordende werkschema van de rechterlijke macht, menen wij dat op dit punt de regeling aanzienlijk versoepeld dient te worden. Een verzoek moet ook per telefoon of fax worden aangenomen, de procesregeling moet een indicatie geven van hetgeen wordt verstaan onder “uitzonderlijke omstandigheden”, en de rechter zou binnen 24 uur op het verzoek moeten beslissen.

Artikel 17
De termijn van 6 weken voor een uitspraak wordt door de Hoven als onwerkbaar beschouwd. Wij nemen aan dat dat ook zal gelden voor de fiscale rechtbanken. In de praktijk redden sommige Hoven zich door aanstonds (ter zitting) reeds mede te delen dat de uitspraak binnen 12 weken zal volgen. Men maakt als het ware meteen gebruik van de mogelijkheid om de termijn van 6 weken te verlengen met nog één maal 6 weken. Deze handelwijze staat naar onze mening op gespannen voet met de tekst van artikel 8:66 AWR, maar wij hebben er geen bezwaar tegen.

In (zeer) gecompliceerde gevallen blijkt de termijn van 2 x 6 weken evenmin voldoende. De procesregeling schrijft dan voor dat de rechtbank hiervan mededeling doet onder vermelding van de datum waarop de uitspraak uiterlijk zal worden verzonden. Wij merken op dat de AWB niet voorziet in een verdere verlenging van de termijn.

Artikel 21
Artikel 21 van de procesregeling bepaalt dat het verzoek om de uitspraak niet vrij te geven voor publicatie uiterlijk ter zitting moet worden gedaan. De AWB vereist slechts dat het verzoek wordt gedaan vóór de uitspraak. De procesregeling brengt hier derhalve een verdergaande beperking aan dan de wet en is naar onze mening in zoverre onverbindend. De tijdslimiet in de regeling zou moeten worden aangepast aan die van de AWB.

Namens de Advies Commissie Belastingrecht

F.M.M. Duynstee


Amsterdam, augustus 2004

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.