Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Aan de Vaste Commissie voor Justitie
van de  Tweede Kamer
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG



Den Haag, 6 oktober 2003
Uw kenmerk:Wetsvoorstel 28 979
Doorkiesnummer:070-335 35 13
Faxnummer:070-335 35 32
E-mail:a.vanarkel@advocatenorde.nl
Wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met verruiming van de mogelijkheden van meerpersoonscelgebruik
Geachte leden van de Vaste Commissie voor Justitie,

Bovengenoemd wetsvoorstel is inmidddels door de Minister van Justitie bij de Tweede Kamer ingediend. U heeft als Vaste Commissie uw staf gevraagd een wetgevingsrapport terzake van dit wetsvoorstel op te stellen. De Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten heeft zijn Adviescommissie Strafrecht verzocht dit wetsvoorstel te bestuderen. Naar aanleiding daarvan heeft genoemde commissie een advies opgesteld, welk advies de Algemene Raad u hierbij doet toekomen.

De Algemene Raad is met de Adviescommissie Strafrecht van mening dat het wetsvoorstel een fundamentele wijziging brengt in de wijze waarop in Nederland gedetineerden worden gehuisvest. De Algemene Raad acht het dan ook onjuist dat in het wetsvoorstel geen criteria zijn geformuleerd waaruit blijkt onder welke omstandigheden een gedetineerde al dan niet in een meerpersoonscel wordt geplaatst. De te hanteren criteria dienen duidelijk en ondubbelzinnig te zijn en behoren niet pas achteraf te worden vastgesteld in een nog te ontwerpen ministeriële regeling. De Algemene Raad acht het wenselijk dat bijvoorbeeld de categorie van voorlopig gehechte gedetineerden wordt uitgesloten van plaatsing in een meerpersoonscel omdat bij deze gedetineerden doorgaans veel onzekerheid en spanning aanwezig is en zij zich ook in alle rust dienen voor te bereiden op hun verdediging.

De Algemene Raad bepleit bij uw Commissie om terdege na te gaan of bij aanvaarding van dit wetsvoorstel nog wel in alle gevallen sprake is van een humane detentiesituatie en of er nog wel voldoende aandacht blijft voor resocialisatie van gevangenen, nu verwacht kan worden dat er door toename van spanningen en incidenten tussen gedetineerden meer aandacht voor veiligheid zal zijn.

De Algemene Raad hoopt u met dit advies van dienst te zijn.


 

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,




J.J.H. Suyver,
Algemeen Secretaris.



PREADVIES
van
de Adviescommissie Strafrecht



inzake



het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met verruiming van de mogelijkheden van meerpersoonscelgebruik (28 979)



Inleiding
Het wetsvoorstel strekt tot het verruimen van de wettelijke mogelijkheden om in penitentiaire inrichtingen meer gedetineerden op één cel te plaatsen. Aldus wordt beoogd de effectiviteit van de strafrechtstoepassing te vergroten. De door de rechter opgelegde straffen moeten onverwijld en onbelemmerd kunnen worden uitgevoerd en daarvoor is uitbreiding van de sanctiecapaciteit nodig. De verwachting is dat na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel 1000 extra plaatsen beschikbaar komen.

In plaats van te investeren in uitbreiding van de celcapaciteit (door het bouwen van nieuwe cellen), wordt er in het wetsvoorstel voor gekozen het regime van beperkte gemeenschap een zodanige invulling te geven dat het binnen dat regime mogelijk wordt cellen te bestemmen voor de plaatsing van meer dan één gedetineerde. Op papier is dit een kleine aanpassing van een wettelijke regeling, maar in de praktijk is er naar het oordeel van de Adviescommissie Strafrecht sprake van een fundamentele ingreep.

Criteria voor plaatsing

Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat straks (in beginsel) iedere gedetineerde in een meerpersoonscel kan worden geplaatst: “Voor de reguliere inrichtingen zal steeds voor iedere gedetineerde afzonderlijk moeten worden bepaald of er redenen zijn om af te zien van plaatsing in een meerpersoonscel.” (MvT, p. 7). Uit deze formulering mag worden afgeleid dat plaatsing in een meerpersoonscel de regel zou moeten zijn en dat slechts in individuele gevallen een uitzondering wordt gemaakt.
Naar het oordeel van de Adviescommissie moet een individuele benadering niet tot een willekeurige beoordeling leiden. Er zullen vooraf heldere criteria moeten worden geformuleerd aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of de gedetineerde voor plaatsing in een meerpersoonscel of juist voor een individuele plaatsing in aanmerking komt. Dergelijke criteria zijn ook van belang met het oog op de beoordeling van het beklag van de gedetineerde tegen de beslissing van de directeur tot plaatsing in een meerpersoonscel. De rechtspositie van de gedetineerde is kwetsbaar en verdient geen verslechtering.
Het valt de Adviescommissie op dat in het wetsvoorstel geen criteria worden geformuleerd. Er wordt slechts in algemene zin bepaald dat de criteria waaraan gedetineerden moeten voldoen om voor plaatsing in een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap in aanmerking te komen en de criteria om in aanmerking te komen voor plaatsing in een voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte, in een ministeriële regeling worden neergelegd. Dit zal gebeuren in de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden.
De te hanteren criteria dienen duidelijk en ondubbelzinnig (concreet) te zijn. Het spreekt voor zich dat de selectiecriteria niet pas achteraf behoren te worden vastgesteld. Willekeur moet worden voorkomen en het moet voor alle betrokkenen duidelijk zijn waaraan bij het nemen van de beslissing (en later, bij een eventueel bezwaar tegen de plaatsing) wordt getoetst. Dit betekent dat de aanpassing van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden tegelijk met de inwerkingtreding van de wetswijziging zal moeten gaan gelden.

Waarschijnlijk zullen de in de regeling op te nemen criteria vooral op de individuele gedetineerde afgestemde contra-indicaties zijn, zoals: een psychische stoornis, minderjarigheid, een seksueel delict, drugsverslaving, agressiviteit, ziekte. Daarnaast valt het wellicht te overwegen ook bepaalde categorieën van gedetineerden, zoals de voorlopig gehechten, uit te sluiten. Met name in de categorie van de voorlopig gehechte gedetineerden komt veel onzekerheid en spanning voor. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in agressief gedrag. Het bij elkaar in één cel plaatsen van gedetineerden uit deze categorie, is naar het oordeel van de Adviescommissie vragen om problemen.

Enkele losse opmerkingen

De voorgestelde versobering van het regime lijkt niet te zijn gebaseerd op overwegingen waaruit een weldoordachte visie spreekt met betrekking tot het doel van straffen; in het bijzonder: het doel van de vrijheidsstraf. Snel opsluiten van delinquenten zou de samenleving veiliger maken. De Adviescommissie kan in deze gedachte meegaan, maar is van mening dat het daarmee niet moet ophouden. In plaats van het treffen van maatregelen ter versobering van het detentieregime, zou er juist extra geïnvesteerd moeten worden in het gevangeniswezen en de reclassering, zodat de tenuitvoerlegging van de straf daadwerkelijk kan bijdragen aan de beoogde vermindering van de kans op recidive.
De voorgestelde wijziging van het detentieregime leidt zonder enige twijfel tot toename van spanningen en incidenten, waardoor er binnen de inrichtingen noodgedwongen meer aandacht zal zijn voor de veiligheid dan voor de resocialisatie van gedetineerden en, in het verlengde daarvan, het terugdringen van de kans op recidive. Wanneer het er om gaat de veiligheid in de samenleving te vergroten, lijkt dat geen goede ontwikkeling te zijn.
Ten aanzien van de voorlopig gehechte gedetineerde komt daar nog bij dat deze zich in alle rust moet kunnen voorbereiden op zijn verdediging. Bij voorkeur doet hij dat in de beslotenheid van zijn eigen cel. Het delen van die cel met één of meer andere gedetineerde(n), heeft tot gevolg dat het voor een gedetineerde moeilijker wordt de rust te vinden zijn verdediging goed voor te bereiden. Zijn celgeno(o)t(en) wil(len) bijvoorbeeld televisie kijken of naar muziek luisteren, of leidt/leiden hem op een andere manier af. Deze – uit het oogpunt van verdediging bezien – ongewenste situatie, kan voorkomen worden door de categorie voorlopig gehechte gedetineerden uitdrukkelijk uit te zonderen van de plaatsing in een meerpersoonscel.

Voor zover het de bedoeling is om eenpersoonscellen geschikt te maken voor het verblijf van twee (of meer) gedetineerden, is het de vraag of er dan nog wel in alle gevallen sprake is van een humane detentiesituatie. In dit verband kan verwezen worden naar de opmerkingen die Berkhout in Delikt en Delinkwent maakte naar aanleiding van het arrest van het EHRM van 15 juli 2002 in de zaak Klashnikov tegen Rusland: “Van groot belang is, dat het EHRM wederom de internationale detentienormen overneemt, zoals die door het Committee for the prevention of Torture (CPT) worden gehanteerd. Dat betekent in dit geval, dat er in een cel waarin meerdere gedetineerden verblijven per gedetineerde ongeveer 7 vierkante meter ruimte beschikbaar moet zijn (de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen eist, met een afwijkingsmarge van 10 procent, minimaal een vloeroppervlak van 10 vierkante meter van een cel). De Nederlandse cellen zijn dus waarschijnlijk te klein om meerdere gedetineerden te huisvesten. Bovendien kan het gebruik van één cel door meer gedetineerden allerlei vragen oproepen in het licht van de privacy. Zo is er bijvoorbeeld het toiletbezoek, dat afgezonderd van medegedetineerden en bewaarders moet kunnen plaatsvinden. Pregnant is ook het gevaar van het overbrengen van besmettelijke ziekten. Kortom, het plaatsen van meer dan één gedetineerde in een cel roept ook in internationaal verband problemen op.”S. Berkhout, Rechtspraak EHRM, EHRM 15 juli 2002, Klashnikov tegen Rusland, DD 32 (2002), afl. 10, p. 1149 – 1152.

Tevens is het van belang stil te staan bij de vraag wat de eventuele mogelijkheden zijn voor een gedetineerde om in beroep te gaan tegen plaatsing in een dergelijke cel, indien hij van mening is dat dit in strijd is met de notie van een humane detentiesituatie. De Lange en Mevis hebben geconstateerd dat het Nederlandse detentierecht op dit punt tekortschiet. J. De Lange en P.A.M. Mevis, De beoordeling van de menswaardigheid van detentiesituaties, SANCTIES, afl. 3, 2003, p. 157 – 167. In de bestaande beklag- en beroepsprocedures wordt de menswaardigheid van een bepaalde vorm van detentie niet getoetst. Zij pleiten daarom voor een discussie omtrent het in de Nederlandse wetgeving opnemen van een bepaling waarin de menswaardigheid van het verblijf in een penitentiaire inrichting wordt gegarandeerd: “Op deze wijze zal de bescherming van gedetineerden tegen schendingen van fundamentele mensenrechten en de mogelijkheid zich op deze bescherming te beroepen, worden vergroot.” De Adviescommissie staat volledig achter dit pleidooi en stelt daarom voor dit punt bij de voorgenomen wijziging van de Penitentiaire beginselenwet mee te nemen. Het zal de kwaliteit van het Nederlands (detentie-)recht ten goede komen.

Rotterdam, 30 september 2003



Adviescommissie Strafrecht
mr. M. Wladimiroff, voorzitter,
namens deze: mr M. Bakker, secretaris

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.