Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De Minster van Justitie
Postbus 20301
2500 EH DEN HAAG



Den Haag, 14 oktober 2002
Dossiernummer:3.2.1
Uw kenmerk:5178736/02/6
Doorkiesnummer:070-335 35 13
Faxnummer:070-335 35 32
E-mail:a.vanarkel@advocatenorde.nl
Wetsvoorstel Uitvoeringswet EG-bewijsverordening

Mijnheer de Minister,

Op 26 juli 2002 verzocht u om commentaar op bovengenoemd wetsvoorstel. Voor 16 oktober a.s. doen wij u hierbij het advies van onze Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht toekomen, waarvan de inhoud voor zich spreekt.

In aanvulling op dit advies vermelden wij nog het volgende. In artikel 2 lid 3 staat vermeld : ‘Het verzoek wordt behandeld door de kantonrechter’.

Gezien de wijziging van de rechterlijke organisatie, lijkt het beter dit als volgt te formuleren: ‘Het verzoek wordt behandeld door de Rechtbank te…, sector  Kanton, locatie…’.

Graag verneem ik te zijner tijd van U op welke wijze ons advies is verwerkt in de uiteindelijke Uitvoeringswet EG-bewijsverordening.

Met de meeste hoogachting,
namens de Algemene Raad,



J.J.H. Suyver
Algemeen Secretaris


Bijlage(n): Advies van de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht



2
Zuid-Hollandlaan 7
Postbus 90851  2509 LW  Den Haag
Telefoon:(070) 328 5 328
Telefax:(070) 328 5 325

De Brauw Blackstone Westbroek N.V. is gevestigd in Den Haag en ingeschreven in het handelsregister onder nr. 27171912.

ABN AMRO Bank 43.00.33.044, Fortis Bank 24.52.75.738, Postbank 3413

Alle diensten en (andere) werkzaamheden worden verricht uit hoofde van een overeenkomst van opdracht met De Brauw Blackstone Westbroek N.V. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing, die zijn gedeponeerd ter griffie van de rechtbank in Den Haag en waarin onder meer een beperking van de aansprakelijkheid is opgenomen. Kwaliteitsrekening notarissen ABN AMRO Bank nr. 50.34.36.720.
Algemene Raad
Nederlandse Orde van Advocaten
Postbus 30851
2500 GN  DEN HAAG





Prof Mr C.J.J.C. van Nispen – advocaat
Telefoon:        (070) 328 53 46
Fax:        (070) 324 97 88
E-mail:        cjjcvannispen@dbbw.nl

Den Haag, 11 oktober 2002
Uw ref.:        
Onze ref.:        f:\081\10528342\b051\vw
2


Geachte Collega en Confrères,

Inzake:  BPR Adviescommissie NOVA

Bij brief van 31 juli jl. verzocht uw Raad onze commissie om advies inzake een ontwerpwetsvoorstel voor de Uitvoeringswet EG-bewijsverordening. Hierbij doe ik u het verzochte advies toekomen.

Vooraf zij opgemerkt dat in het ontwerpvoorstel en de bijbehorende toelichting nogal wat typefouten, slordigheden e.d. voorkomen. Wij nemen aan dat de stofkam zal worden gehanteerd alvorens het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.

1.        Zeker na de op handen zijnde uitbreiding van de EG zal de Gemeenschap een aantal lidstaten kennen waarin geen procureursmonopolie bestaat en waarin de rechter minder vertrouwd zal zijn met de rol van de advocaat in onze wijze van rechtspleging.
Het komt de commissie daarom gewenst voor dat een verzoekend gerecht in Nederland in zijn verzoek aan het aangezochte gerecht te kennen geeft dat niet alleen partijen maar ook hun vertegenwoordigers mogen deelnemen aan de handelingen tot het verkrijgen van bewijs. Een zodanige bepaling zou het best in artikel 8 kunnen worden ingevoegd.

2.        Ingevolge artikel 2 lid 3 wordt het verzoek behandeld door de kantonrechter maar kunnen ingevolge lid 4 bij algemene maatregel van bestuur nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld.
Het komt de commissie geraden voor dat direct zodanige a.m.v.b. wordt uitgevaardigd, waarin verzoeken in octrooizaken (of wellicht ruimer: zaken van industriële eigendom) worden toevertrouwd aan de Haagse Rechtbank en verzoeken in kartelzaken aan de Rotterdamse Rechtbank.

3.        In artikel 5 wordt als snelste wijze van verzending die per fax aangemerkt "tenzij het aangezocht gerecht of het centrale orgaan in Nederland heeft aangegeven de verzending per e-mail aanvaarden".
De commissie zou de voorkeur geven aan een technologie-onafhankelijke formulering: "tenzij ….. een andere, nog snellere wijze van verzending te aanvaarden".

4.        In artikel 9 worden ten onrechte de termen "terugbetaling" en "deposito" gebruikt, kennelijk in navolging van de onjuiste Nederlandse versie van de Verordening. In andere versies wordt gesproken van remboursement / reimbursement / Erstattung respectievelijk consignation / deposit / Kaution.
De commissie geeft de voorkeur eraan de vertaalfouten niet te dupliceren maar te spreken van "vergoeding" en "depot".

5.        In artikel 13 zou als datum direct 1 januari 2004 kunnen worden aangehouden.

Met vriendelijke groet,
namens de Adviescommissie BPR,



C.J.J.C. van Nispen

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.