Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

        - 6 -        

Preadvies
van
de Adviescommissie Familie- en Jeugdrecht
inzake
het voorontwerp aanpassing
wettelijke gemeenschap van goederen
– wijziging van titel 7 en 8 Boek 1 BW-




Inleiding
Naar aanleiding van het verzoek van een preadvies uit te brengen over het Voorontwerp aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen (titel 7 Boek 1 BW en daaraan voorafgaand een tweetal aanvullende artikelen in titel 6), volgt hieronder het commentaar van de Adviescommissie Familie- en Jeugdrecht, hierna te noemen "de Commissie".

Algemeen
De belangrijkste voorgestelde wijzigingen in vergelijking tot de huidige wetgeving zijn, kort samengevat:
-        de wijziging van de algehele gemeenschap van goederen als wettelijk uitgangspunt in een beperkte gemeenschap en voorts
-        een vereenvoudigde bestuursregeling.
De Commissie onderschrijft gaarne de vele argumenten, zoals opgenomen in de uitvoerige Memorie van Toelichting, welke argumenten aan de voorgestelde wijzigingen ten grondslag hebben gelegen en daarmede ook in hoofdlijnen het voorgestelde wettelijke systeem.  

Artikelsgewijs commentaar:

Titel 6 (tweetal artikelen)

Artikel 83
Informatieplicht
Het desgevraagd verschaffen van informatie door de echtelieden als wettelijke verplichting acht de Commissie een juiste regel. De Commissie gaat akkoord met de ratio van de voorgestelde regeling, zoals geformuleerd in de Memorie van Toelichting, inzake het daardoor meer correct kunnen uitvoeren van regelingen met betrekking tot draag - en fourneerplicht van de kosten van de huishouding en voorts met betrekking tot de uitvoering van huwelijksgoederenrechtelijke stelsels zoals verrekenbedingen.

Artikel 87
Omvang vergoedingsplicht
In dit artikel wordt de tot op heden geldende nominaliteitsleer verlaten welke leer door de rechtzoekende algemeen als onbillijk wordt ervaren. De Commissie betuigt graag haar instemming met het voorgestelde artikel maar wil nog opmerken dat het artikel in zijn uitvoering, bij afrekening jaren later, niet altijd eenvoudig toepasbaar zal zijn.
Een voorbeeld moge dit verduidelijken.
Aan een echtgenoot wordt in privé geleverd de echtelijke woning voor 400. Een serre wordt aangebouwd voor 100, waartoe de financiën worden verstrekt uit het privé vermogen van de andere echtgenoot. De Commissie gaat ervan uit dat op het tijdstip van de voldoening van de vordering van de echtgenoot die de middelen voor de serre ter beschikking heeft gesteld, de vergoedingsvordering dient te worden berekend op 20 procent van de waarde van de woning (tenzij een taxatie van de woning na de uitbreiding een nauwkeuriger berekening mogelijk maakt).
Lastiger wordt het indien de serre eerst jaren na aankoop van de woning wordt aangebouwd. Is er dan ook sprake van "verkrijging van een goed" (de serre), of "voldoening van een schuld" (de nota´s in verband met de serre)?
Voorts zij opgemerkt dat men voor de toepassing van de nieuwe regel zou moeten beschikken over de waarde van het goed ten tijde van de verbetering.
Vergoedingsperikelen bij de vaststelling van de hoogte van de vergoedingsplicht zullen derhalve wel blijven bestaan. Hiervoor lijkt echter geen pasklare oplossing door de wetgever mogelijk; een oplossing zal steeds moeten worden gezocht in een redelijke toepassing van de "beleggingsvisie", die in de diverse uitspraken van de Hoge Raad is uitgewerkt.

Titel 7

Artikel 93
Algemene bepaling toepasselijkheid wettelijk stelsel
Geen opmerkingen / akkoord.

Artikel 94
Omvang hoofdstelsel en bewijsregel
Het voorgestelde nieuwe hoofdstelsel heeft de instemming van de Commissie. Over het uit vier leden bestaande artikel 94 heeft de Commissie geen inhoudelijke opmerkingen.
Het privé blijven van goederen krachtens erfopvolging, making of gift verkregen acht de Commissie een wijziging die thans meer passend is, immers:
-        de rechtzoekende ervaren het voorgestelde stelsel als rechtvaardiger dan de algehele wettelijke gemeenschap, zo leert de ervaring met name in scheidingsbemiddelingszaken;
-        door de gestegen welvaart zullen de huidige en toekomstige generaties vermoedelijk meer nalaten c.q. schenken dan vroeger zodat de voorgestelde wijziging in belang toeneemt.
De Commissie is er overigens van uitgegaan dat van de gemeenschap eveneens zijn uitgezonderd de ten tijde van het huwelijk bij partijen aanwezige goederen verkregen krachtens erfopvolging, making of gift. Misschien zou de conceptwettekst danwel de Memorie op dit punt duidelijker kunnen worden geformuleerd.
Bewijsrechtelijk kan het buiten de gemeenschap blijven van goederen welke reeds geruime tijd voor de datum van het huwelijk zijn opgekomen, problematisch zijn indien de aanbrengsten vermengd en reeds jaren aanwezig zijn.

Artikel 95
Uitsluitingen van hoofdstelsel
Het is de Commissie niet duidelijk geworden uit de tekst van dit artikel en evenmin uit de Memorie van Toelichting of de akten ex lid 1 eveneens tijdens het huwelijk zouden kunnen worden opgemaakt. De Commissie leest de bepaling zo dat de akten – mede gezien de verwijzing naar artikel 130 waarin uitdrukkelijk is toegevoegd dat díe akten voor het huwelijk dienen te worden opgemaakt – ex lid 1 ook tijdens het huwelijk kunnen worden opgesteld.

Het effect zou dan zijn dat de goederen waarvan uitsluiting wordt beoogd krachtens de hoofdregel op het tijdstip van het sluiten van het huwelijk in de beperkte gemeenschap zijn gevallen.
Enigszins terzijde zij nog vermeld dat wellicht onderwerp van aandacht zou dienen te zijn hoe de (aanstaande) echtelieden op enig moment geïnformeerd zouden moeten worden over de mogelijkheid tot het opmaken van een dergelijke onderhandse gedagtekende, ondertekende en geregistreerde akte. Mogelijk ligt hier een taak voor de ambtenaar van de Burgerlijke Stand bij de ondertrouw.
Voorts zij vermeld dat de gemiddelde (familierecht)advocaat minder bekend is met het fenomeen "registratie van akten".

Artikel 96
Zaaksvervangingsregeling en vergoedingsvordering
De voorgestelde zaaksvervangingsregeling acht de Commissie een verbetering ten opzichte van het huidig systeem.
Zoals in lid 2 de formulering ".. .. uit zijn eigen vermogen .." wordt gebruikt, lijkt het de Commissie aan te bevelen om dezelfde duidelijke redactie aan te houden in lid 1 ("ten laste van hem persoonlijk" wordt alsdan "ten laste van zijn eigen vermogen").
Overigens kan de Commissie zich vinden in de ontwerptekst en de terzake gegeven toelichting in de Memorie.

Artikel 97
Schuldenregelingen; verhaalsrechten schuldeisers; bevoegdheid tot overneming ten behoeve van andere echtgenoot/deelgenoot
De bevoegdheid tot overneming zoals geformuleerd in het derde lid lijkt de Commissie een zeer nuttige wettelijke aanvulling. Inhoudelijk heeft de Commissie voor het overige geen opmerkingen.
Qua interpunctie zou de komma in de eerste regel van lid 1 dienen te vervallen (in overeenstemming met de redactie zoals opgenomen in lid 2 van hetzelfde artikel 97).


Artikel 98
Bestuursregeling terzake gemeenschapsgoederen
In dit artikel wordt bepaald of de echtelieden gezamenlijk dan wel ieder afzonderlijk bestuursbevoegd zijn afhankelijk van de aard van het gemeenschapsgoed. De Commissie is akkoord met de regeling met betrekking tot de gezamenlijke bestuursbevoegdheid van registergoederen.
In hetzelfde artikel 98 lid 1 is bepaald dat naast de registergoederen "andere goederen op naam" onder het gezamenlijk bestuur van de echtelieden vallen. In de Memorie van Toelichting wordt evenwel uitsluitend ingegaan op het bestuur inzake registergoederen.
Naar de mening van de Commissie komt het een ordelijk rechtsverkeer niet ten goede indien met betrekking tot vorderingen op naam (bijv. bankrekeningen) de echtelieden uitsluitend gezamenlijk bestuursbevoegd zijn. De Commissie is er voorstander van om de gezamenlijke bestuursregeling ex lid 1 derhalve te beperken tot de registergoederen (overeenkomstig de behandeling hiervan in de Memorie van Toelichting).

Artikel 99
Tijdstip ontbinding gemeenschap
De Commissie acht de vervroeging van het tijdstip van ontbinding van de gemeenschap een verbetering ten opzichte van het huidig wettelijk stelsel; de Commissie schaart zich gaarne achter de argumenten zoals aangevoerd in de Memorie van Toelichting.

Artikel 130
Bewijs tegen derden van buiten de gemeenschap gehouden
goederen
Gezien de uitbreiding in artikel 95 tot onderhandse – buiten medewerking van een notaris getekende – akten spreekt deze aanpassing in verband met de werking jegens derden voor zich.

Artikel 131
Fictie eenvoudige gemeenschap bij geschil
Geen opmerkingen


Overgangsbepaling artikel III
Anders dan voor de overige artikelleden geldt – met uitzondering van de wettelijk beperktere gemeenschap - wordt aan de artikelen 87 en 96, eerste lid, tweede zin, en tweede lid geen onmiddellijke werking verleend.
De Commissie is van mening dat onmiddellijke werking ook voor de artikelen 87 en 96 geraden is.
Immers, zoals hiervoor en ook in de Memorie van Toelichting is aangegeven, wordt het geldend recht (met name de huidige jurisprudentie) als onbillijk en onrechtvaardig ervaren. Daarnaast zou men met de thans voorgestelde overgangsregeling nog vele jaren met twee verschillende vergoedingssystemen moeten werken.

Als aanvullend argument voor onmiddellijke werking geldt dat ook het nieuwe artikel 136 Boek 1 (Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van Titel 8 van Boek 1 BW), dat op dezelfde evenredigheidsleer is gebaseerd, onmiddellijke werking zal hebben.
Het in dit verband in de Toelichting aangevoerde argument van de rechtszekerheid wordt door de Commissie als onvoldoende en minder zwaarwegend aangemerkt, zulks temeer daar de meeste rechtzoekenden zich zelden tijdens het huwelijk in vergoedingsregelingen zullen hebben verdiept, laat staan dat dezen zich ooit in de nominaliteitsleer hebben verdiept.
Het vorenstaande samenvattend is de Commissie van mening dat de - billijke - onmiddellijk werkende regeling voor de artikelen 87 en 96 de voorkeur verdient boven het - vermoedelijk slechts voor zeer weinigen geldende - argument van de rechtszekerheid.



De Adviescommissie Familie- en Jeugdrecht
April 2002







Mevrouw mr. N.A. Kalsbeek-Jasperse
Staatssecretaris van Justitie
Postbus 20301
2500  EH Den Haag





Den Haag, 14 mei 2002
Doorkiesnummer        070 – 335 35 13
E-mail                        m.vanderkleij@advocatenorde.nl
Dossiernummer        1.5.10/2
Uw kenmerk                5147999/02/6





Geachte mevrouw de Staatssecretaris,

Betreft:         Adviesaanvraag  aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen
        - wijziging van titel 7 en 8 Boek 1 BW-

Bij brief van 11 februari  2002  verzocht u de Algemene Raad om commentaar op het voorontwerp aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen. Dit voorontwerp is onderwerp van bespreking geweest in de Adviescommissie Familie- en jeugdrecht van de Algemene Raad en binnen de Algemene Raad zelf. De commissie heeft het hierbij gevoegde preadvies uitgebracht. De Algemene Raad kan zich hiermee  verenigen.


Hoogachtend,



J.J.H. Suyver,
Algemeen Secretaris
Bijlage.

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.