Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De heer mr. A.H. Korthals
Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH Den Haag



Den Haag, 22
Doorkiesnummer                070 – 335 35 13
E-mail                        m.vanderkleij@advocatenorde.nl
Dossiernummer                3.2.1
Uw kenmerk                5091484/01/6



Mijnheer de Minister,

Betreft:         Haagse Conferentie internationaal privaatrecht - opstellen van een wereldwijd verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (kamerstuk 26 994)


Bij brief van 11 april 2001 verzocht u de Algemene Raad om commentaar op de Preliminary Draft Convention of Jurisdiction and Foreign Judgements in Civil and Commercial Matters d.d. 30 oktober 1999. Het concept is voorwerp van bespreking geweest in de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht van de Algemene Raad en binnen de Algemene Raad zelf. De commissie heeft het hierbij gevoegde preadvies uitgebracht. De Algemene Raad kan zich hiermee geheel verenigen.

De Algemene Raad wenst aan het advies nog het volgende toe te voegen. De Algemene Raad is met de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht van mening dat een termijn van 4 weken om advies uit te brengen over een dergelijk complex verdrag bijna ondoenlijk is. Om die reden verzoekt de Algemene Raad om bij de raadpleging in de tweede rond haar meer tijd te gunnen.

Hoogachtend,



Marianne van der Kleij
Public Affairs

Bijlage.


PREADVIES
van de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht
inzake
een wereldwijd bevoegdheids- en executieverdrag in het kader van de Haagse Conferentie voor het internationaal privaatrecht



Vooraf zij opgemerkt dat het de commissie niet duidelijk is waarom haar slechts een termijn van vier weken wordt gelaten om over een omvangrijk en complex document te adviseren terwijl de Minister van Justitie ruim vijftien maanden geleden, bij brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal d.d. 20 januari 2000 (Kamerstukken II, 1999/2000; 26 994, nr. 1, p. 7) heeft aangekondigd dat hij een aantal duidelijke vraagpunten zal voorleggen aan (onder meer) de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het is duidelijk dat het project èn concept van de Haagse Conferentie met name geïnspireerd zijn door het EEX-Verdrag. Dit laatste verdrag is een logisch sluitstuk voor een gemeenschappelijke markt. Bij vrij verkeer van goederen, personen en kapitaal hoort vrij verkeer van vonnissen. Het concept-verdrag van de Haagse Conferentie is niet bedoeld voor een gemeenschappelijke markt maar staat op zichzelf. Niettemin wil de commissie aannemen dat op den duur vonnissen in beginsel wereldwijd zullen worden erkend en kunnen worden tenuitvoergelegd (mits aan bepaalde procedurele voorwaarden is voldaan).

Een belangrijk praktisch verschil met het EEX-Verdrag is wel, dat het door de Haagse Conferentie beoogde verdrag niet uiteindelijk door één instantie (zoals het Hof van Justitie voor de Europese Gemeenschappen voor het EEX-Verdrag) bindend zal worden geïnterpreteerd. De commissie acht dit niet aanvaardbaar en is daarom niet voor voortzetting van het project in deze vorm. Daarbij tekent zij volledigheidshalve aan dat het in het concept-verdrag voorziene artikel 40 (de bijstand van het permanente bureau en het opzetten van deskundigencommissies) geenszins als remplaçant voor een gemeenschappelijke instantie kan dienen.

Zij wijst erop dat het concept-verdrag ruime mogelijkheden tot forum shopping kent. Zo geeft artikel 10 ingeval zich door beweerd onrechtmatig handelen schade in vele landen heeft voorgedaan aan elke rechter van een land "in which the act or omission that caused injury occured" wereldwijde jurisdictie (zie lid 1 sub a en lid 4 a contrario); het Hof van Justitie lijkt aan het vergelijkbare artikel 5 lid 3 EEX-Verdrag een beperktere uitleg (7 maart 1995, Fiona Shevill) te geven. Ook artikel 14 biedt ingeval van pluraliteit van gedaagden ruime mogelijkheden tot forum shopping; ten aanzien van het vergelijkbare artikel 6 lid 1 EEX-Verdrag kan het Hof van Justitie sturend optreden. De commissie acht het niet aanvaardbaar dat in elke nationale jurisdictie van een aangesloten land de nationale rechter het verdrag gaat interpreteren zonder dat hier centrale bijstelling mogelijk is.

Namens de Adviescommissie BPR,



C.J.J.C. van Nispen









Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.