Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De heer mr A.H. Korthals
Minister van Justitie
Postbus 20301
2500 EH  DEN HAAG




Den Haag, 11 januari 2001


Doorkiesnumer       070-35.35.13
E-mail                   m.vanderkleij@advocatenorde.nl
Dossiernummer       3.1.7/2




Mijnheer de Minister,


Betreft:        Concept-wetsvoorstel tot verlenging van de totale duur van de voorwaar-delijke beëindiging van de verpleging van overheidswege ( artikel 38j lid 2 Sr.)


Bij brief van 16 november 2000 verzocht u de Algemene Raad om advies aangaande bovengenoemd concept-wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is voorwerp van bespreking geweest in de adviescommissie Strafrecht van de Algemene Raad en binnen de Algemene Raad zelf.
Het preadvies is hierbij gevoegd.  De Algemene Raad acht het een goede zaak om naar aanleiding van de motie Kalsbeek/Nicolaï , die voortgekomen is uit de maatschappelijke behoefte om recidive van gewelds- en zedenmisdrijven te voorkomen, te zoeken naar middelen om dit op korte termijn te trachten te bereiken.  Met de adviescommissie is de Algemene Raad echter van mening dat de voorgestelde wijziging prematuur is nu de uitkomsten van de evaluatie door het WODC. van het in 1997 ingevoerde maximum van 3 jaren nog niet bekend zijn. Nu deze resultaten al in het voorjaar verwacht worden ziet de Algemene raad geen reden reeds nu tot wijziging van de termijn van 3 jaar over te gaan.

Verder benadrukt de Algemene Raad dat een eventuele verlenging van proefperiode  haar alleen zinvol voorkomt indien de begeleiding gedurende deze proefperiode wordt geïntensiveerd

Voor het overige verwijs ik u graag naar bijgevoegd preadvies.

Hoogachtend,

Marianne van der Kleij
Public Affairs                        



        PREADVIES
        van
        de Adviescommissie Strafrecht

        inzake
concept-voorstel van wet tot Verlenging van de totale duur van de
voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege

Het concept-wetsvoorstel strekt er blijkens de Memorie van Toelichting toe de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van ter beschikkinggestelden te verlengen. Artikel 38j Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt in lid 2 nu nog dat de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging ten hoogste 3 jaren bedraagt. Het voorstel van wet strekt ertoe die termijn te verlengen tot 6 jaren.

Met het wetsvoorstel beoogt de Minister uitvoering te geven aan een door de Kamer aangenomen motie van de leden Kalsbeek en Nicolaï van 3 november 1999 waarin om een aanzienlijke verlenging van de voorwaardelijke beëindiging wordt verzocht (Kamerstukken II 1999/2000, 26800 VI, nr. 16).

De Adviescommissie Strafrecht hecht eraan op te merken dat nog recentelijk een herziening van de wettelijke bepalingen betreffende de terbeschikkingstelling heeft plaatsgevonden. Gewezen wordt op de wet van 25 juni 1997, Stb. 1997, 282 (Beginselenwet Verpleging ter beschikkinggestelden), in werking getreden op 1 oktober 1997.

Bovendien wijst de Adviescommissie erop dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege eerst aan de orde komt indien door (doorgaans langdurige) intramurale behandeling de gevaarlijkheid van een ter beschikkinggestelde aanzienlijk is teruggebracht. Als dat het geval is, wordt proefverlof verleend. Pas na afloop van een periode van proefverlof die gemiddeld ongeveer 1 jaar bedraagt komt de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging in zicht. Met andere woorden, het wetsvoorstel betreft dus slechts diegenen bij wie de verpleging en de behandeling vruchten hebben afgeworpen en ten aanzien van wie derhalve vrees voor herhaling niet of nauwelijks valt te duchten.

Uit een onderzoek van het WODC (Ed. Leuw, recidive na tbs, WODC 1999) blijkt dat ernstige recidive eigenlijk alleen maar kan worden verklaard als gevolg van een minder geleidelijke overgang van de tbs-inrichting naar de samenleving. Het is dus eerder zaak de begeleiding gedurende de proefperiode van 3 jaren te intensiveren dan die proeftijd te verlengen. Verlenging van de proeftijd zonder intensivering van de begeleiding lijkt zinloos.


De Adviescommissie benadrukt dat in bedoeld advies van het WODC een verlenging van de proeftijden gemotiveerd wordt afgewezen.

Indien er al aanleiding zou zijn te komen tot een mogelijkheid tot verlenging van de proeftijden acht de Adviescommissie het juister dat in de wet een voorziening wordt getroffen waarin het aan de rechter wordt overgelaten in voorkomende gevallen en na daartoe door deskundigen te zijn geadviseerd een verlenging van de proeftijd mogelijk te maken.

Er is daarenboven geen goede reden waarom in het onderhavige wetsvoorstel wordt beoogd tot een verlenging van de proeftijden te komen terwijl daaraan met betrekking tot voorwaardelijke gevangenisstraffen kennelijk geen reden toe bestaat.

Het wil de Adviescommissie voorkomen dat er thans onvoldoende reden is te adviseren tot wetswijziging over te gaan. Op dit moment wordt het in 1997 ingevoerde maximum van 3 jaren geëvalueerd door het WODC. Op zijn minstst dient naar het oordeel van de Adviescommissie te worden afgewacht wat de uitkomsten van die evaluatie zijn alvorens wetswijziging wordt overwogen.

De Adviescommissie is derhalve van oordeel dat de voorgestelde regeling in ieder geval prematuur is.


Rotterdam, 8 januari 2001



Adviescommissie Strafrecht
mr M. Wladimiroff, voorzitter,
namens deze: mr E. van Liere, secretaris

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.