Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

De leden van de Vaste Commissie
voor Justitie van de Tweede Kamer

's-Gravenhage, 16 maart 1994
Ons kenmerk: 4.11.04 I


Mevrouw, mijne heren,

betreft: commentaar "Werkzame detentie"

Ten behoeve van de hoorzitting op donderdag 17 maart a.s. doe ik u hierbij toekomen het commentaar van de Nederlandse Orde van Advocaten inzake de nota voor het gevangeniswezen "Werkzame detentie".

Hoofdpunten uit dit commentaar zijn:

1.        De noodzaak van een menswaardige vormgeving aan de detentie. Voorkómen moet worden dat het, noodzakelijke, streven naar doelmatigheid en beveiliging ten koste gaat van een positieve invulling van het begrip 'menswaardigheid'. De Orde wijst er op dat een menswaardige behandeling de negatieve effecten van een gevangenisstraf enigszins kan beperken.

2.        De vraag is of het in de vorm van profielen geleverde 'confectiewerk' in voldoende mate tegemoetkomt aan de noodzaak van een individuele beoordeling.

3.        Voor het advocatenbezoek dienen reële mogelijkheden te bestaan. De voorgestelde bloktijdenregeling kan hier een belemmering vormen.

4.        De rechtspositie van gedetineerden dient duidelijk te zijn.

Ter aanvulling zijn bijgevoegd de commentaren die de Orde heeft geleverd naar aanleiding van het Voorontwerp Penitentiaire Beginselenwet en de richtlijnen voor het regime in de Extra Beveiligde Inrichting te Vught.

Hoogachtend,


mr J.E. Biesma
stafmedewerker juridische zaken

bijlagen: 3

Schriftelijke reactie van de Nederlandse Orde van Advocaten op de nota "Werkzame detentie" (TK 22 999, nrs. 10 en 11) ten behoeve van de openbare hoorzitting van de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer, d.d. 17 maart 1994.

In de reactie op de nota "Werkzame detentie" zal de Orde zich beperken tot de aspecten die betrekking hebben op een menswaardige detentie en de onderdelen die direct van invloed zijn op de rechtspositie van de gedetineerde. Voorzover in de nota uitspraken worden gedaan over de EBI's en het voorontwerp voor een nieuwe Penitentiaire Beginselenwet verwijst de Orde naar de adviezen die zij hierover reeds op 12 oktober 1993 (PB) en 1 november 1993 (EBI) heeft uitgebracht en waarvan kopieën bij deze reactie zijn gevoegd.

Ten aanzien van de EBI's wordt aan het advies d.d. 1 november 1993 nog het volgende toegevoegd. Op pagina 26 van de nota wordt een over-zicht gegeven van het aantal ontvluchtingen uit gesloten inrichtingen waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen ontvluchtingen met en zonder gijzelingen. Opvallend is dat zich in de jaren 1988 t/m 1991 - in tegenstelling tot de daaraan voorafgaande en daaropvolgende jaren - géén ontvluchtingen hebben voorgedaan met gijzelingen. In 1992 en 1993 stijgt dit aantal plotseling opzienbarend. Opmerkelijk is dat verscherping van de regimes in de EBI's vaak plaatsvond voor-afgaand aan ontvluchtingen met gijzelingen. Is het denkbaar dat juist het aanscher-pen van de regimes in de EBI's leidt tot méér ontvluchtingen, gijzelingen en geweld?

Verder moet nog worden aangetekend dat de in het overzicht genoemde aantallen ontvluchtingen betrekking hebben op de aantallen personen en niet op het aantal ont-vluchtingen zelf. Dit is van belang voor de periode 1992- 1993. Zo ontsnapten bijvoorbeeld uit de  P.I. de Geerhorst zes personen tegelijk bij één ontvluchting.

MENSWAARDIGE DETENTIE
De grondslag van de nota "Werkzame Detentie" wordt gevormd door de volgende punten:
-        verzwaring van de gedetineerdenbevolking,
-        toename van langdurige gevangenisstraffen,
-        uitbreiding van de penitentiaire capaciteit
-        het tegengaan van ontvluchtingen

Als kernbegrippen voor het toekomstige beleid worden de termen veiligheid, menswaardigheid en doelmatigheid geïntroduceerd. Echter, in de nota draait het vooral om beveiliging, vergelding (vrijheidsbe-neming alleen is niet genoeg straf) en be-heers-baar-heid. In de nota wordt het spanningsveld tussen doelmatig beheer en beveiliging enerzijds en menswaardigheid anderzijds in onvoldoende mate onderkend, althans besproken.

Wat onder een menswaardige detentie wordt verstaan, wordt in de nota in één zin afgedaan: de gedetineerde mag volgens de Grondwet slechts aan die beperkingen worden onderworpen die noodzakelijk zijn voor het doel van de vrijheidsbeneming. Hiermee wordt het begrip "menswaar-dig" niet ingevuld. Een goede fysieke verzorging, luchten, eten, werken en slapen mogen dan wel essentiële behoeften vervullen, het garanderen van deze behoeften en activiteiten maakt een detentie nog niet menswaardig.
Een positieve invulling van het begrip menswaar-dig brengt met zich mee dat de gedetineerde wordt gerespecteerd en bejegend als volwaardig individu, met zijn eigen achtergrond, mogelijk-heden en onmogelijkheden, in staat om (ook onvoorspelbare) keuzes te maken.

Juist ten aanzien van dit punt gaat van de nota een beklemmende werking uit. In het kader van de planning, beheersbaarheid, effectieve besteding van middelen en personeel worden profielen gemaakt van "de vluchtgevaarlijke gedetineerde", "de ongemotiveerde gedetineerde"  en "de niet resocialiseerbare gedetineerde" (liefst 64% van de totale gevangenisbevolking). In deze categorieën dienen de gedetineerden volgens - niet nader in  de nota beschreven - statistische voorspellingen en toetsings-criteria te worden ingedeeld en geselecteerd voor inrichtingen waarin de mate van beveiliging het criterium voor diffe-rentiatie wordt. Deze profielen en prognoses vormen de uitgangspunten voor het beleid: nu slechts 36% van de gevangenisbevolking een positieve instelling toont, worden alleen ten behoeve van dit percentage middelen vrijgemaakt voor scholing of andere resocialise-rende activiteiten. Op basis hiervan wordt een groot deel van de gevangenisbevolking in feite afgeschreven, aangezien inspanningen voor het realiseren van de doelstelling op lange termijn (veiligheid door het tegengaan van recidive) naar verwachting geen rendement oplevert. Levert dit beleid een bijdrage aan een menswaardige detentie?

In zijn rede "Rechtsbescherming en totale instituties" d.d. 22 oktober 1993 te Utrecht, waar-schuwt Prof. 't Hart voor het totale of totalitaire denken dat met het instrumentalisme, dat het tegenwoordige beleid beheerst, gepaard gaat. Hij defi-nieert het totale of totalitaire denken als het produceren van een eigen werkelijk-heidsinterpretatie, door alles te censure-ren wat daar niet in past. In deze werke-lijkheidsinterpretatie wordt gewerkt met stereotiepen. 't Hart noemt o.a. als voor-beeld:

        "het stereotiep van de gedetineerde als onverbeter-lijk...... Hier gaat de stereotiep niet uit van de staf van de inrichting maar van de justitiële beleidsfunc-tionarissen. Uitgedragen wordt, dat alternatieve straffen te "soft" zouden zijn: die moeten strenger en zwaarder worden. Dan kunnen ook minder korte gevangenisstraffen worden opge-legd. De korte gevangenis-straffen zouden zelfs goeddeels kunnen worden afgeschaft. De gevangenis moet vooral een instituut worden voor gedetineerden die een straf van zes maanden of meer hebben gekregen. Dat alles geeft natuurlijk een enorme besparing; men denke aan het cellentekort. Maar ook ten aanzien van de afgestrafte gedeti-neerden met zes maanden of meer kan ingrijpend worden be-spaard. Want:"Bij deze groep mensen (...) moeten we (...) de il-lusie laten varen dat ze te resocialiseren zijn."
        Zo'n stereotiep is totalitair omdat het claimt de hele werke-lijkheid van de gedetineerde weer te geven: die gedetineerden vormen een categorie die is zoals de be-leidsfuncitonaris zegt dat zij is: zij zijn -allemaal- niet te resocialiseren! Die stelling wordt geponeerd als vanzelfsprekend. De aandacht voor het respect van de uniciteit en de autenticiteit van de individuele mens, centraal in de Utrechtse School, zijn weg. Met zo'n totalitair fenomeen gaat, zoals gezegd, altijd een in-stru-mentalisme gepaard: hier de dienstbaarheid aan een ge-wenst nieuw beleid als de rechtvaardiging van bezuini-gin-gen. De gevangenis moet worden beoordeeld op rende-ment."

Nu is het een feit van algemene bekendheid dat gevange-nis-straffen geen resocialiserend effect hebben. Eerder is het omge-keerde het geval: detentie beschadigt, stigmati-seert en criminaliseert. Gevangenisstraffen worden opgelegd bij gebrek aan alternatieve bestraffingsmethoden.
De schadelijke effecten van de detentie kunnen wel beperkt worden door menswaardigheid in de zin van respect en aandacht voor de individuele gedetineerde; iets dat ook tot uiting komt in een goede regeling van rechtsbescherming. Maar menswaardig-heid en rechtsbescherming kunnen niet gedijen in een totali-tair denken, waarin slechts één werkelijkheid wordt erkend.  

Met deze filosofische beschouwingen, die onlos-ma-kelijk met het begrip menswaardigheid zijn verbonden, wil de Orde haar ver-ontrusting uitspreken over de geest van het "totale" of "tota-li-taire" denken die de nota uitstraalt en het effect dat dit zal hebben op de bejegening van de grote groep "onverbeterlij-ke" gedeti-neer-den.  

De vrijheidsbeneming van het overgrote deel van de gedetineer-den dient volgens de nota plaats te vinden in een sober stan-daardregime. Daarin worden volgens de weekindeling (p. 17) 26 uren be-steed aan arbeid en moeten 40 uren in de cel doorge-bracht worden (de voor de nacht-rust be-stemde uren zijn hier niet bij geteld).
De reden voor deze - ten opzichte van de huidige regimes toch rigide - versobering wordt gegeven op p.11:

        " Het strafkarak-ter van de gevangenis-straf, het leed dat daarmee wordt toege-voegd, is primair gelegen in de vrij-heids-beneming als zoda-nig. Dit uitgangspunt betekent niet dat binnen de vrijheidsbe-neming een gedetineerde alle comfort moet kunnen genieten.... De vrijheidsbeneming dient zodanig ten uitvoer te worden gelegd dat zij ge-struktu-reerd en doelmatig verloopt en het karakter van straf be-houdt."

Deze redenering veronderstelt dat bij de huidige wijze van executeren van gevangenisstraffen het karakter van straf kennelijk niet behouden blijft. Betekent dit dat de Minister en Staatssecretaris van Justitie toch van mening zijn dat vrij-heidsbeneming op zichzelf het karakter van straf ontbeert?
Dezelfde vraag kan gesteld worden bij een passage op p. 14 waarin gesteld wordt : "Vereist is een sober maar menswaardig regime, een regime dat niet gericht is op meer leedtoevoeging dan van de vrijheidsbeneming zelf uitgaat, maar dat evenmin reeds in zijn opzet het karakter van straf tegengaat".
Voormelde passages suggereren dat gevangenisstraffen thans in comfortabele "hotels" ten uitvoer worden gelegd. Naar de mening van de Orde is deze opvatting in geen enkele zin in overeenstemming met de realiteit.

Een tweede reden voor de versobering van het regime is gelegen in de constatering dat het regime niet van doorslaggevende betekenis is voor eventuele gedragsveranderingen. De Orde onderschrijft dit voor zover daarmee gedoeld wordt op positieve gedragsveranderingen, omdat de gevangenisstraf als zodanig daarin zijn nut niet heeft bewezen. De vraag is echter of een regime zoals voorgesteld, niet een negatieve gedrags-verandering tot gevolg heeft, nu dit sober regime in principe wordt toegepast bij de "onverbeterlijke" en "ongemotiveerde" gedetineerden, waarvoor iedere extra inspanning kennelijk weggegooid geld is. Komt een van de doelstellingen van het nieuwe beleid, namelijk maatschappelijke veiligheid op lange termijn, hierdoor niet ernstig in het gedrang? Wat gaat er gebeuren met deze alsmaar groeiende groep van onverbeterlijken? Nog meer cellen bouwen?    

RECHTSBESCHERMING

Advocatenbezoek:

De mogelijkheden om cliënten binnen een penitentiaire inrich-ting te bezoeken zijn de laatste jaren ernstig beperkt door de invoering van de bloktijdenregeling. Kon voorheen de gedeti-neerde cliënt gedurende de openingstijden van de P.I. op alle werkdagen zonder afspraak bezocht worden, thans kan een
cli-ënt, in de meeste peni-tentiai-re inrichtingen
(de P.I. Overam-stel vormt hierop een gunstige uitzondering), sle-chts gedu-rende de uren dat hij/zij niet deelneemt aan de ar-beid bezocht worden. Meestal is dit afwisselend op de och-tend of de middag.
De nieuw voorgestelde weekindeling (p.17) brengt met zich mee dat de gedetineerde slechts op één dag in de week bezocht zou kunnen worden, ervan uitgaande dat bezoek geduren-de de avond-uren en weekends niet toegestaan wordt (p. 16). Afgezien van het feit dat hierdoor het vrij verkeer tussen advocaat en cliënt ernstig beknot wordt, zal dit in de dage-lijkse prak-tijkuitoefening voor de advocaat tot problemen leiden. De Orde is van mening dat de bloktijdenrege-ling voor advoca-tenbezoek niet dient te worden gehandhaafd.

Toetsings- en beoordelingscriteria:
In de nota komen herhaaldelijk omschrijvingen van toetsings-criteria voor die gehanteerd dienen te worden bij de selectie van gedetineerden voor bepaalde activiteiten. Aangezien de rechtspositionele consequenties voor de gedetineerde aanzien-lijk zijn, wordt de rechtsbescherming van de gedetineerde verminderd naarmate de toetsingscriteria vager zijn. Dit kan willekeur tot gevolg hebben.
Daarnaast is het niet duidelijk of een gedetineerde rechtsmid-delen (beklag of beroep) kan instellen tegen de gevolgen van voornoemde beoordelingen en selectie. Artikel 5 van het Voor-ontwerp van de Penitentiaire Beginselenwet sluit niet altijd aan op het grote aantal be-slissings- en beoordelingsmomenten die thans in de nota naar voren komen. Naar de mening van de Orde dient de rechtspositie van de gedetineerde bij de navol-gende punten duide-lijk te worden omschreven:

1. "Voor gedetineerden die een duidelijke motivatie tonen en daarvoor ook geschikt zijn, worden bijzondere activiteiten ontwikkeld die, naast de arbeid, direct of indirect een bij-drage leveren aan de maatschappelijke integratie." (p. 14).

Door wie en hoe wordt motivatie en geschiktheid getoetst?
Welke criteria worden hiervoor gehanteerd voorzover hiervoor al criteria te ontwikkelen zijn? Is beklag mogelijk indien een gedetineerde niet wordt geselecteerd voor een bijzondere activiteit?

2. "Om voor activiteiten in aanmerking te komen, moeten deze wel een aantoonbaar nut hebben voor de individuele gedetineer-de, gegeven zijn toekomstperspectief." (p. 14)

Door wie en hoe wordt aantoonbaar nut en toekomstperspectief beoordeeld? En aan de hand van welke criteria? Is beklag moge-lijk?

3. "Op basis van getoonde inzet en kwaliteiten kan hoger gekwalificeerde arbeid worden verdiend. Is de inzet daarente-gen onvoldoende, dan volgt verblijf in de cel tijdens de arbeidsuren en wordt individuele arbeid verricht of wordt geen arbeid aangeboden." (p. 18)

Wanneer is de inzet onvoldoende? Wie bepaalt dat? (volgens art. 5 lid 4 onder a Voorontwerp PB zou beklag mogelijk zijn)

4. "Om vluchtgevaar juist te taxeren zullen zogenaamde risi-coprofielen van gedetineerden opgesteld gaan worden. De Cen-trale Recherche Informatiedienst zal daarbij een belangrijke taak krijgen" (p. 6/7) "Van de procedure van aanhouding en insluiting van een verdachte zal structureel een inschatting deel uitmaken van de risico's die een delinquent vormt voor zijn vrijheidsbeneming" (p. 28)

Op basis van welke informatie worden deze risicoprofielen opgesteld en wie maakt de inschatting over vluchtgevaar? Betekent dit dat er zich geen concrete feiten en omstandighe-den meer behoeven voor te doen, alvorens een gedetineerde het stempel van "meer of minder" (p. 27) vluchtgevaarlijk krij-gt?
Alleen beroep tegen plaatsing in een EBI zou mogelijk zijn. Is er ook beroep of beklag mogelijk bij de regelmatig terugkomen-de momenten waarop beslist wordt of plaatsing binnen een EBI nog gerechtvaardigd is?

5. "Binnen het standaardregime  zal enige speelruimte moeten bestaan voor directeuren van penitentiaire inrichtingen  om het zogenaamde bonus-malus-systeem toe te passen. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om lastige gedetineerden op een correc-tie-afdeling te plaatsen en om gedetineerden met een construk-tieve opstelling extra uren recreatie te bieden" (p. 14) "Het standaardregime wordt op een positieve wijze ingevuld met voldoende flexibiliteit  voor een geïndividualiseerde benade-ring van de gedetineerden. Hiertoe zal onder meer de voor recreatie bestemde tijd kunnen variëren van 6 tot 12 uur per week" (standaardregime biedt 9 uur recreatie)

Is tegen het afwijken van het standaardregime in negatieve zin of de plaatsing op een correctieafdeling beklag mogelijk?







16 maart 1994
4.11.04I

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.