Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Mevrouw Mr E.M.A. Schmitz
Staatssecretaris van Justitie
Ministerie van Justitie
Postbus 20301
2500 EH  DEN HAAG

Den Haag, 7 augustus 1995
Ons kenmerk: 3.2.8
Uw kenmerk : 497725/95/JR


Mevrouw de Staatssecretaris,

Inzake: commentaar op het rapport "Omgaan met scheiden" - taken van de Raad voor de Kinderbescherming bij echtscheiding en omgang

Hierbij doe ik u toekomen het commentaar van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten inzake het hierboven
gemelde onderwerp. Dit commentaar is gebaseerd op een aantal opmerkingen vanuit de adviescommissie Echtscheidingsrecht van de Algemene Raad.

Naast enige opmerkingen van meer algemene aard, richt dit overigens beknopte commentaar zich vooral op de idee van verplichte bemiddeling. Het lijkt ons dat experimenten terzake niet los gezien kunnen worden van de thans lopende discussie over de alternatieve geschillenbeslechting, in casu de
'mediation'.

1.        Het feit dat de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) naast het adviseren van de rechter ook met de uitvoering van rechterlijke beslissingen belast is, wordt door de Algemene Raad als onjuist gezien. De cliënt, die geconfronteerd is met een voor hem ongunstig advies, vertoont weinig medewerking bij de uitvoering van een beslissing, die op dat ongunstig advies is gebaseerd. Deze situatie deed zich vooral voor bij het opleggen van alimentaties - hetgeen inmiddels achterhaald is. Echter, ook in het kader van de omgangsregeling kan zich deze situatie voordoen.

2.        Ten aanzien van de werkwijze van de Raden, is het ondui-delijk waardoor de lange duur van het raadsonderzoek, dat door bijna alle hoven, rechtbanken en kantongerechten als punt van kritiek wordt genoemd, wordt veroorzaakt.
        Het is betreurenswaardig dat in het onderhavig rapport geen verder onderzoek naar de oorzaken van dit knelpunt wordt gedaan.
        Voor zover nagegaan kan worden, heeft de commissie alleen informatie ingewonnen bij de hoven, rechtbanken en kantongerechten - niet bij belangenorganisaties en advocatuur. Hierdoor ontstaat een eenzijdig beeld.
       
3.        De Algemene Raad constateert dat ouders vaak in een vroeg stadium (voordat zij uit elkaar gaan of bij het begin van de echtscheidingsprocedure) behoefte hebben aan advies en begeleiding van een omgangsregeling. Hiervoor wordt verwezen naar de vrijwillige jeugdhulpverlening. Terecht wordt geconstateerd dat dit niet werkt. Het ontbreken van vrijwilligheid bij een der ouders zal hierbij ongetwijfeld een rol spelen.

        Omdat de Raad in de regel wordt ingeschakeld indien er tijdens de echtscheidingsprocedure problemen rond een bezoekregeling ontstaan, lijkt het voor de hand te liggen om de Raad ook in dit voorstadium een taak te geven.

4.        Met betrekking tot de aanbevelingen van de commissie, volstaat de Algemene Raad met de bespreking van de door de commissie voorgestelde verplichte bemiddeling.
        De Algemene Raad heeft enige aarzelingen bij het verplicht stellen van bemiddeling voor het treffen van gezagsvoorzieningen en omgangsregelingen. Vrijwilligheid is noodzakelijk om een bemiddeling behoorlijk te laten verlopen. Zonder een zekere mate van "commitment" (óók ten aanzien van de bemiddeling op zich) van beide partijen zullen deze niet tot overeenstemming kunnen komen.

        Overigens wil de Algemene Raad niet uitsluiten dat het zinvol kan zijn hiermee te experimenteren. Het is immers mogelijk dat blijkt dat de verplichte bemiddeling in een voldoende aantal gevallen tot resultaat leidt. Daarbij kan in het bijzonder gedacht worden aan de mogelijkheid dat een ventileren van frustraties in een bemiddeling de ruimte opent voor een zakelijk gesprek over de omgangsregeling. Ook is mogelijk dat een bemiddelaar in een verplichte bemiddeling de partijen ervan kan overtuigen dat zij er goed aan doen een splitsing te maken tussen hun ouderschap en hun "echtgenootschap". Mocht gekozen worden voor verplichte bemiddeling, al dan niet bij wege van experiment, dan is het in elk geval nodig dat er na korte tijd een evaluatie plaatsvindt.
        In het onderhavig rapport wordt aangegeven dat deze verplichte bemiddeling niet bij de voorlopige voorzienin-gen opgelegd kan worden. De Algemene Raad wil opmerken dat deze verplichte bemiddeling in een zo vroeg mogelijk stadium zou moeten plaatsvinden. Juist in een vroeg stadium is men wellicht bereid naar elkaars standpunten te luisteren. Voorts kan veel ellende worden voorkomen. Daarbij valt in het bijzonder te denken aan de situatie dat de kinderen de niet-verzorgende ouder maanden-lang niet zien, omdat er geen omgangsregeling mogelijk is.
        De hier bedoelde bemiddeling zou het best verricht kunnen worden door psychologen of maatschappelijk werkers van de Raad voor de Kinderbescherming. Uiteraard ziet de Algemene Raad dit los van de taak die is weggelegd voor bemiddeling door juridische deskundigen. In dit licht merkt de Algemene Raad op dat er in de beroepsopleiding van de advocatuur veel aandacht wordt geschonken aan de echtscheidingsbemiddeling.

Uiteraard zijn wij desgewenst graag bereid tot het geven van een nadere toelichting.

In het vertrouwen u aldus van dienst te zijn,

Hoogachtend,


mr J.E. Biesma

Cc Mevrouw Mr M. Daalmeijer

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.