Wet- en regelgeving

Juridische databank

Wetgevingsadviezen

Mevrouw Mr W. Sorgdrager
Minister van Justitie
Ministerie van Justitie
Postbus 20301
2500 EH Den Haag

Den Haag, 6 juni 1997
Ons kenmerk: 3.1.4/1/IvE
Doorkiesnummer: 070-3353514
Uw kenmerk: 617441/97/6

Mevrouw de Minister,

Betreft: Concept-wetsvoorstel taakstraffen

Bij brief van 1 april jl. verzocht u de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten advies uit te brengen inzake bovengenoemd concept-wetsvoorstel.

De Algemene Raad heeft zijn adviescommissie Strafrecht gevraagd terzake te preadviseren. De Algemene Raad biedt u hierbij dit pre-advies, waarmee hij zich geheel kan verenigen, aan.

De Algemene Raad spreekt graag zijn waardering uit voor het feit dat in dit conceptwetsvoorstel rekening is gehouden met zijn eerdere adviezen inzake taakstraffen. Het voorliggende concept-wetsvoorstel geeft de Algemene Raad nog aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
  1. De Algemene Raad vreest dat dit concept-wetsvoorstel een aanzuigende werking zou kunnen hebben in zaken waarin voorheen zou zijn volstaan met het opleggen van een boete of geheel voorwaardelijke straf. De wetgever zou duidelijk moeten maken dat een taakstraf slechts aan de orde kan komen in de plaats van een vrijheidsbenemende sanctie.
  2. De Algemene Raad heeft onder voorwaarde geen bezwaar tegen de mogelijkheid een taakstraf toe te passen in het kader van een transactie. Voorwaarde is wel dat wordt voorzien in een goede regeling voor de rechtsbijstand.
  3. Het instemmingsvereiste dient in de wet te worden gehandhaafd, gelet op artikel 4 EVRM. Bij een verstekveroordeling zou voorzien moeten worden in een verzetmogelijkheid.
  4. De beroepsprocedure bij de toepassing van vervangende hechtenis bevat naar het oordeel van de Algemene Raad nog een aantal onduidelijkheden.
  5. De inhoud en wijze van uitvoering van de taakstraf dienen naar de mening van de Algemene Raad niet in een uitvoeringsregeling maar in de wet zelf geregeld te worden.

Voor het volledige advies verwijs ik graag naar de bijlage bij deze brief.

Ik vertrouw erop u hiermee van dienst te zijn geweest.

Hoogachtend

I.K. van Engelshoven
advisering wetgeving

Bijlagen

C.c. mevrouw Mr M.F.M. de Groot



PRE-ADVIES
van de Adviescommissie Strafrecht

inzake

voorstel van wet tot wijziging van
het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering
en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid
ten algemenen nutte (taakstraffen)

De Adviescommissie heeft kennis genomen van het conceptwetsvoorstel taakstraffen en wil daaromtrent de navolgende opmerkingen maken.

De Adviescommissie heeft over het onderwerp van taakstraffen reeds eerder gepreadviseerd.

Ten aanzien van het rapport Rechtspositie Taakstraffen is op 16 september 1994 een pre-advies uitgebracht (zie bijlage 1) en de Adviescommissie is verheugd dat de hierin gegeven aanbevelingen zijn overgenomen in het wetsvoorstel.

Ook heeft de Adviescommissie in het kader van de opheffing van het cumulatieverbod inzake oplegging van hoofdstraffen op 22 juni 1994 met betrekking tot de taakstraf gepreadviseerd. De Adviescommissie heeft zich toen een voorstander betoond van het adagium "straf op maat" en heeft indertijd gepleit voor een uitbreiding van de cumulatiemogelijkheden tot de gevallen waarin onbetaalde arbeid ten algemenen nutte wordt opgelegd. De Adviescommissie heeft  daarbij voorstellen gedaan tot wijziging van artikel 9 Sr, inhoudende dat een taakstraf ook in combinatie met een boete of gevangenisstraf/hechtenis kan worden opgelegd (zie bijlage 2).
Uitgangspunt bij dit voorstel was echter, dat hiervan geen strafverhogende werking zou dienen uit te gaan, maar dat de verruiming van het strafrechtelijk sanctie-arsenaal de Rechter de mogelijkheid zou bieden om een meer op de persoon van de dader toegesneden straf op te leggen.
In het thans voorliggende concept-wetsvoorstel wordt in bovengemelde mogelijkheid voorzien, doordat de taakstraf niet langer uitsluitend in de plaats kan komen van een vrijheidsstraf, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte niet meer dan 6 maanden bedraagt, maar een volledig zelfstandige hoofdstraf wordt.

De Adviescommissie betuigt haar instemming met de algemene uitgangspunten van het wetsvoorstel, maar heeft een aantal punten van kritiek c.q. vragen en/of opmerkingen. Dit betreft de navolgende aspecten:
  1. De aanzuigende werking van de taakstraf in zaken waarin voorheen zou zijn volstaan met het opleggen van een boete of geheel voorwaardelijke straf.
  2. De taakstraf als transactiemogelijkheid en de regeling van rechtsbijstand.
  3. Het instemmingsvereiste en de veroordeling bij verstek.
  4. De beroepsprocedure bij de toepassing van vervangende hechtenis.
  5. De uitvoering van de taakstraf en de rechtspositie van degenen die een taakstraf opgelegd hebben gekregen.
Ad 1 De aanzuigende werking van de taakstraf in zaken waarin voorheen zou zijn volstaan met het opleggen van een boete of geheel voorwaardelijke straf

In de Memorie van Toelichting wordt op pagina 1 opgemerkt dat qua zwaarte de taakstraf globaal tussen de vrijheidsstraf en de boete kan worden geplaatst met dien verstande dat de taakstraf voor een groot deel gelijkwaardig         is aan de korte vrijheidsstraf. De Adviescommissie is van mening dat dit laatste ook het uitgangspunt zou moeten blijven en dat het een ongewenste ontwikkeling zou zijn als de taakstraf in situaties zou worden opgelegd waarin anders zou worden volstaan met een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf.

Ook in een geval waarin normaliter een geldboete wordt opgelegd zou een taakstraf pas aan de orde moeten komen als tevoren reeds duidelijk is dat een boete niet kan worden betaald, met als consequentie dat deze zal worden omgezet in vervangende hechtenis. In deze situatie komt immers de taakstraf uiteindelijk ook in de plaats van een vrijheidsbeneming. In dat kader verdient de taakstraf de voorkeur boven de vrijheidsbeneming om redenen die ook al in de beleidsnota "Voor straf werken en leren" (TK 24 807, nr. 2) staan vermeld, namelijk dat een taakstraf humaner is en meer mogelijkheden tot resocialisering biedt.

De Adviescommissie is van mening dat de beleidsnota "Voor straf werken en leren" en de Memorie van Toelichting op hetwetsvoorstel wat de aanzuigende werking betreft enigszins op twee gedachten hinkt. Enerzijds wordt erkend dat taakstraffen volgens het voorstel ook kunnen worden opgelegd in situaties waarin voorheen geen vrijheidsbenemende sanctie werd opgelegd. Anderzijds wordt gesteld dat de sanctie qua zwaarte gelijk staat met de korte vrijheidsstraf. Hoewel de Rechter in de praktijk vrij is in de straftoemeting, acht de Adviescommissie een duidelijke stellingname van de wetgever op dit punt van belang. Naar de mening van de Adviescommissie zou de wetgever duidelijk moeten maken, dat een taakstraf slechts aan de orde kan komen in de plaats van een vrijheidsbenemende sanctie, hetzij in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, hetzij in de vorm van (een dreigende) vervangende hechtenis.

Ook indien de taakstraf in combinatie met een vrijheidsstraf wordt opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel nog ten hoogste zes maanden bedraagt, dient naar de mening van de Adviescommissie voorop te staan dat een taakstraf alleen dan aan de orde is, indien de Rechter een sanctie zou opleggen waardoor naast de reeds ondergane voorlopige hechtenis nog een deel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou moeten worden tenuitvoergelegd.

Ad 2 De taakstraf als transactiemogelijkheid en de regeling van rechtsbijstand

De Adviescommissie heeft geen bezwaar tegen het feit dat volgens het wetsvoorstel het OM de mogelijkheid krijgt in het kader van een transactievoorstel een taakstraf toe te passen tot maximaal 120 uren. mits wordt voorzien in een goede regeling van rechtsbijstand. Nu het gaat om het toepassen van een zwaardere strafvariant dan de geldboete en de consequenties en gevolgen van het toepassen van een taakstraf voor de verdachte minder goed zijn te overzien dan het betalen van een geldboete, dient naar de mening van de Adviescommissie in alle gevallen (in de mogelijkheid van)  rechtsbijstand worden voorzien.

In het wetsvoorstel voorziet artikel 74, tweede lid onder f in een regeling van ambtshalve toevoeging ingeval de duur van de voorgestelde taakstraf 60 uren overschrijdt. De Adviescommissie ziet niet in waarom de grens bij 60 uren is gelegd en is van mening dat, nu het gaat om een vergaande sanctionerende bevoegdheid van de officier van Justitie, in alle gevallen rechtsbijstand en derhalve ambtshalve toevoeging vereist is. Indien en voor zover al een grens getrokken zou moeten worden, dan meent de Adviescommissie dat aansluiting gezocht moet worden bij het minderjarigenstrafrecht, waar, indien het Openbaar Ministerie een taakstraf wil opleggen van meer dan 20 uur, aan de minderjarige ambtshalve een raadsman wordt toegevoegd.

Indien er niet in alle gevallen wordt voorzien in een ambtshalve toevoeging van een raadsman, dan zou in ieder geval een dergelijke toevoeging op verzoek van de verdachte mogelijk moeten zijn, zonder dat dit voor hem kosten in de vorm van een eigen bijdrage (bij onvermogende verdachten met inkomen boven het bijstandsniveau) met zich meebrengt.

Dit betekent dat in de wet tot uitdrukking moet worden gebracht dat aan de verdachte, aan wie een transactie-voorstel wordt gedaan dat onder de 60 uren taakstraf ligt, ofwel op verzoek ambtshalve een raadsman wordt toegevoegd, danwel in het kader van de WRB een raadsman wordt toegevoegd, zonder dat aan de verdachte een eigen bijdrage wordt opgelegd.

Daarnaast dient in de wet te worden opgenomen dat de verdachte, die een dergelijk transactievoorstel ontvangt, uitdrukkelijk op de mogelijkheid van rechtsbijstand gewezen wordt.

Ad 3 Het instemmingsvereiste en de veroordeling bij verstek

In het wetsvoorstel wordt het aanbodvereiste (huidige artikel 22c lid 2 Sr) en het instemmingsvereiste (huidige artikel 22d lid 4) geschrapt. Dit maakt  vervolgens een veroordeling tot taakstraf bij verstek mogelijk.

Om niet in strijd te komen met artikel 4 EVRM dient naar de mening van de Adviescommissie het instemmingsvereiste in de wet te worden gehandhaafd. Dit betekent dat ter zitting door de verdachte, of namens de verdachte door diens raadsman, uitdrukkelijk moet worden ingestemd met de taakstraf.

Indien het gaat om een veroordeling bij verstek, is naar de mening van de Adviescommissie instemming achteraf niet voldoende. Het zal hier moeten gaan over een zogenaamd "informed consent". Uit de jurisprudentie van de ECRM enEHRM valt niet op te maken dat een toestemming ook achteraf kan worden gegeven; een dergelijke kwestie is, naar weten van de Adviescommissie, nog nooit aan de Straatsburgse instanties voorgelegd.  

Wellicht zou een verstekveroordeling waarbij een taakstraf wordt opgelegd wel mogelijk zijn en niet in strijd komen met artikel 4 EVRM, indien de wet zou voorzien in een verzetmogelijkheid als de bij verstek veroordeelde bezwaren heeft tegen het verrichten van een taakstraf. De Rechter kan dan alsnog een volgens hem gepaste sanctie opleggen. Een dergelijke verzetmogelijkheid is een juistere oplossing dan de uit het wetsvoorstel volgende consequentie van het  toepassen van vervangende hechtenis. Een andere mogelijkheid aan een taakstraf te ontkomen is, dat de verdachte in hoger beroep gaat. Maar of dat nu de bedoeling is? Een verzetmogelijkheid is een beter alternatief.

Ad 4        De beroepsprocedure bij de toepassing van vervangende hechtenis

Artikel 22g van het wetsvoorstel bevat een regeling voor de situatie dat de veroordeelde niet tijdig, dan wel niet naar behoren de taakstraf verricht. In dat geval kan het openbaar Ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevelen. Tegen een dergelijke tenuitvoerlegging is in het derde lid voorzien in een beroepsmogelijkheid bij de Rechter die de straf oplegde. Daarbij staat vermeld dat de Rechter de beslissing van het Openbaar Ministerie kan wijzigen.

Noch in de het wetsvoorstel, noch in de Memorie van Toelichting staat echter vermeld wat de Rechter kan wijzigen. Kan de Rechter beslissen dat de taakstraf wel naar behoren is verricht of de veroordeelde de gelegenheid bieden alsnog de taakstraf af te ronden? Kan de Rechter het aantal dagen vervangende hechtenis verminderen of op grond van omstandigheden van het geval bepalen dat tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis achterwege moet blijven? Naar de mening van de Adviescommissie moet voor de duidelijkheid en rechtszekerheid hieromtrent een regeling in de wet opgenomen worden.

In de Memorie van Toelichting staat dat het beroep de tenuitvoerlegging opschort. De Adviescommissie is van mening dat deze bepaling in de wet dient te worden opgenomen.

Ad 5        De uitvoering van de taakstraf en de rechtspositie van degenen die een taakstraf opgelegd hebben gekregen

Gezien de ingrijpende aard van de taakstraf en de omvang waarmee deze al wordt en zal worden toegepast, dienen naar de mening van de Adviescommissie de inhoud en uitvoering van de taakstraf, de bevoegdheden van de uitvoerende instanties en de rechtspositie van -en rechtsbijstand aan- degenen, die een taakstraf opgelegd hebben gekregen bij wet in formele zin te worden vastgelegd en niet in een uitvoeringsregeling zoals voorgestaan in artikel 22b. Net zo als de inhoud en uitvoering van de strafrechtelijke vrijheidsbeneming wordt geregeld in de Penitentiaire Beginselenwet en de Beginselenwet Terbeschikkinggestelden, dienen de inhoud en de uitvoering van taakstraffen te worden genormeerd bij wet die bijvoorbeeld de Wet Uitvoering Taakstraffen zou kunnen worden genoemd.

In deze wet zouden ook objectieve maatstaven en criteria kunnen worden opgenomen voor de berekening van de aftrek zoals bedoeld in artikel 27 Sr.

Rotterdam, 30 mei 1997

De Adviescommissie Strafrecht

mr M. Wladimiroff, voorzitter

namens deze: mr E. van Liere, secretaris

Mijn Documentenlijst

  • Uw documentenlijst is leeg.